[ad_1]

Uit onderzoek van I&O Research blijkt dat de ruime meerderheid (72%) van de Nederlanders zich veel (29%) of enige zorgen (43%) maakt over klimaatverandering. Dit verschilt niet significant van de meting in november 2021. Een kwart (26%) zegt zich geen of niet zoveel zorgen te maken. Ruim zes op tien (62%) vinden dat hun eigen acties niet uitmaken zolang grote bedrijven hun uitstoot niet terugdringen.

Nog steeds zijn Nederlanders overwegend van mening dat het kabinet zich moet inzetten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, maar sinds het aantreden van Rutte IV zijn de klimaatplannen m.b.t. het terugdringen van de klimaatverandering voor een groter deel van de kiezers ‘voldoende zoals ze nu zijn’.

Het aandeel Nederlanders dat vindt dat het kabinet meer moet doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen daalde van 66 procent naar 51 procent. Een kwart (26%) is nu van mening dat het kabinet zo op de juiste koers ligt (dit was 17%).

De roep om meer actie is dus gedaald, waarschijnlijk omdat men tevreden is met de plannen voor klimaatbeleid in het regeerakkoord. Het zijn met name de huidige kiezers van coalitiepartijen VVD, CDA en ChristenUnie die nu minder vaak vinden dat het kabinet (nog) meer moet doen. (Zie hierna.)

Kiezers coalitiepartijen gematigder, D66-kiezers willen meer actie

Over het algemeen was in november de roep om meer klimaatactie door het nieuwe kabinet (dat er toen nog niet was) dus beduidend sterker dan in april.
In november wilden vier op vijf van de CDA- en CU-kiezers nog meer klimaatactie, inmiddels is dat gedaald naar circa twee op vijf.

D66 is de enige coalitiepartij waarvan de meerderheid van de kiezers (77%) nog steeds meer actie wil om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen (in november was dit nog 93%).
Ook onder VVD-kiezers daalde het aandeel ‘kabinet moet meer doen’: van 61 naar 45 procent.
Het aandeel kiezers van Volt en PvdA dat meer maatregelen wil daalde eveneens, maar dat geldt niet voor kiezers van PvdD en GroenLinks.

Aandeel dat mens niet verantwoordelijk acht voor opwarming daalt

Nederlanders zijn eensgezind over de rol van de mens bij de opwarming van de aarde. Slechts dertien procent acht de mens niet verantwoordelijk. Dit is een lichte afname ten opzichte van oktober 2019. Destijds was 16 procent deze mening toegedaan. Opvallend is dat onder iedere kiezersgroep meer mensen het oneens dan eens zijn met de stelling “De mens is niet verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde”.

Meesten vinden dat eigen acties niet uitmaken zolang bedrijven blijven uitstoten

Ruim zes op tien (62%) vinden dat hun eigen acties niet uitmaken zolang grote bedrijven hun uitstoot niet terugdringen. Dat is een toename ten opzichte van oktober 2019 (50%).

Helft voor duurdere vliegticket binnen Europa, vliegschaamte neemt niet toe

Desondanks vindt inmiddels de helft (49%) van de Nederlanders dat de prijzen voor vliegtickets binnen Europa verdubbeld mogen worden. Een op drie (32%) is het hiermee oneens. De steun voor deze maatregel is significant toegenomen ten opzichte van oktober 2019 en hangt niet samen met inkomen. Oftewel: Nederlanders met een laag inkomen zijn net zo vaak voor als Nederlanders met een hoog inkomen. Ook vinden vier op tien (38%) dat intercontinentale vluchten verdubbeld mogen worden in prijs.

Vijftien procent van de Nederlanders voelt zich vaak schuldig als zij vliegen. Eind 2019 was dat nog 18 procent.

Vleesschaamte geen groeiend fenomeen

Zes op tien (58%) vleesetende Nederlanders zien vlees eten als iets dat ze zichzelf gunnen en niet willen opgeven. Een op tien (10%) voelt zich schuldig als ze vlees eten. Deze percentages zijn stabiel ten opzichte van 2019.

Een derde (33%) van de vleeseters (en 37% van de totale bevolking) vindt dat de prijs van vlees omhoog moet. Bijna vier op tien (38%) Nederlanders vinden van niet.
Inkomen en steun voor deze stelling hangen positief met elkaar samen. Rijkere Nederlanders (meer dan 2x modaal: 47% eens, 28% oneens) zijn het veel vaker eens dan Nederlanders die beneden modaal verdienen (29% eens, 44% oneens).

Onderzoeksverantwoording

Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 8 tot maandagochtend 11 april 2022. In totaal werkten 1.202 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. Het grootste deel van de steekproef (n=1.085) is afkomstig het I&O Research Panel, 119 respondenten deden mee via PanelClix.  Dit zijn allen Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.

De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

GIDARA Energy gaat samen met de TU Delft een Gasification Innovation Centre bouwen in Rotterdam. Het centrum krijgt een vergassingseiland op pilotschaal waar vanaf medio 2023 gezamenlijk onderzoek kan plaatsvinden naar de ‘derde generatie’ HTW®-vergassingstechnologie, waarmee biobrandstoffen kunnen worden geproduceerd uit pure biomassa/afvalstromen.

Vergassing is een thermochemisch proces waarbij het koolstofgehalte van biomassa/afvalstromen onder thermische condities wordt omgezet in syngas, in zuivere vorm een mengsel van koolmonoxide en waterstof. Uit dit gas kunnen chemicaliën worden geproduceerd als waterstof, ammoniak, methanol en synthetische benzine. Vergassing staat echter ook bekend als een ‘ingewikkelde’ technologie, met processen die moeilijk te controleren en stabiel te houden zijn en waarbij vaak onzuiverheden en zelfs teer ontstaan. GIDARA past echter een moderne, schone versie van de technologie toe met een staat van dienst van bijna 100 jaar: Hoge Temperatuur Winkler(HTW), waarbij vergassing bij verhoogde druk wordt aangeboden. Deze technologie werd oorspronkelijk in 1926 in Duitsland ontwikkeld door Dr. Winkler en werkte onder atmosferische omstandigheden. Later werd ze door Rheinbraun (nu RWE) en Udeh (nu ThyssenKrupp) verbeterd om bij verhoogde druk te kunnen werken. In de eerste generatie HTW-centrales werd steenkool of bruinkool gebruikt.

In de jaren 1990 kocht ThyssenKrupp/Udeh de technologie van RWE en ontwikkelde ze verder om een mengsel te vergassen van steenkool en tot 60 procent kunststofrijke refuse derived fuel (RDF): niet-recyclebaar afval. Dergelijke operationele ervaringen met de gezamenlijke vergassing van bruinkool en RDF werden opgedaan in de installatie van Berrenrath (in Duitsland). Deze installatie was 11 jaar in bedrijf (1986-1997) en gebruikte een proces op commerciële schaal voor de productie van ~90 KTA methanol. De fabriek bood een beschikbaarheid van ~91% over een periode van het volgende jaar met een langdurige werking op basis van plastic/afval/houtstromen. Het werd echter geen commercieel succes, omdat de productie van methanol uit aardgas op dat moment goedkoper was en klanten niet bereid waren een meerprijs te betalen voor een duurzamer product.

Groeiende markten

Maar de tijden zijn veranderd. Aardgas wordt duurder. Er is nu een wijdverbreide roep om circulariteit en groene energie. Europese regelgeving zoals de richtlijn hernieuwbare energie (RED II) stelt het bijmengen van biobrandstoffen in benzine en diesel verplicht. “Het dwingt grote energiebedrijven om te investeren in biobrandstoffen en biotechnologie”, zegt Alireza Mohammadi, Vice President of Technology bij GIDARA Energy. “Bijgevolg is de markt booming.”

GIDARA Energy kocht in 2019 de HTW-technologie van ThyssenKrupp en ontwikkelde deze verder, waardoor het mogelijk is om 100% biomassa/afval als grondstof te gebruiken. Hieronder vallen vast huishoudelijk afval en voedselresten, maar mogelijk ook reststromen van meer exotische oorsprong, zoals ‘olijvenkoek’ die overblijft na het persen van olijfolie. “Het maakte vergassing tot een groene manier om biobrandstoffen te maken, gebruikmakend van een grondstof die in sommige landen vaak wordt verbrand en zelfs gestort.”

Om dit te realiseren bouwt GIDARA Energy momenteel een grote commerciële biomethanolfabriek in Amsterdam, die zal opereren onder de naam Advanced Methanol Amsterdam (AMA). Vanaf 2024 zal daar 87.500 ton biomethanol per jaar worden geproduceerd uit niet-recyclebaar afval, gelijk aan dat van 290.000 huishoudens. ‘Er is nu ook een vergunning aangevraagd voor de bouw van een soortgelijke fabriek in Rotterdam”, zegt Mohammadi. “Ook in het Verenigd Koninkrijk zijn we in gesprek met verschillende partijen die geïnteresseerd zijn in bio-benzine. We onderzoeken verdere mogelijkheden in Duitsland, het VK, de VS en België. We zien veel belangstelling, vooral van grote spelers onder de energiebedrijven. BP, bijvoorbeeld, gaat de biomethanol van AMA kopen om te mengen met hun fossiele brandstoffen. We voorzien dat we over een paar jaar alleen al in de Benelux 70 fabrieken van de grootte van AMA nodig hebben om aan de vraag van de Europese markt te voldoen.”

Optimalisering van de vergasser

Om de technologie verder te ontwikkelen, is twee jaar geleden contact gelegd met de TU Delft en wordt nu de bouw van het Gasification Innovation Centre aangekondigd. “De geometrie en configuratie van het innovatiecentrum zijn vrijwel identiek aan die van de commerciële installaties. Dit stelt ons bijvoorbeeld in staat om te bestuderen hoe verschillende grondstoffen zich in het systeem gedragen en om optimale bedrijfsomstandigheden voor nieuwe grondstoffen te vinden. We willen ook empirische gegevens verzamelen om het interne HTW-model/tool te verbeteren. En ons operationele team kan er op kleinere schaal trainingen geven”, zegt Mohammadi.

Professor Wiebren de Jong van de TU Delft, een autoriteit op het gebied van vergassing, is hier nauw bij betrokken. Hij stelt: “Wij doen mee aan het project met GIDARA om meer inzicht te krijgen in wat er in de vergasser gebeurt en om de afbraak van componenten en de vorming van het syngas te bestuderen. Een van onze promovendi zal aan het project meewerken om hier meer fundamentele kennis over te vergaren. Een post-doc van de TU Delft zal ook werken aan meettechnieken voor de meer uitdagende componenten, die moeten worden gereinigd voordat ze de synthesese-sectie ingaan. Mijn collega professor Johan Padding brengt veel kennis en ervaring in digitale modellering in het project in. We willen deze modellen gebruiken om de technologie te helpen opschalen en te onderzoeken welke aanpassingen nodig kunnen zijn voor bepaalde fabrieken of bepaalde grondstoffen.”

Digitaal platform

“We proberen ook een geavanceerd digitaal platform te ontwikkelen waarmee we verschillende soorten vergassingsprocessen kunnen uitproberen, de operationele omstandigheden kunnen verbeteren en potentiële knelpunten kunnen verhelpen”, legt Dr. Elyas M. Moghaddam uit. Hij is R&D lead van GIDARA Energy en tevens gepromoveerd aan de TU Delft. “Simulaties kunnen ons een beter inzicht geven in het gedrag van het systeem. We hebben de parameters zoals temperatuur, concentraties, druk en andere details in de vergasser in 3D in kaart gebracht. Tot nu toe konden we een vergasser op pilotschaal aan de Universiteit van Darmstadt in Duitsland gebruiken om ons model te valideren, maar het nieuwe Gasification Innovation Centre in Rotterdam zal ons in staat stellen experimenten en metingen uit te voeren om ons 3D-model verder te valideren en te vereenvoudigen. Het is momenteel zeer complex; het begrijpen van de gegevens vereist een hoog niveau van deskundigheid. Daarom willen we een verbeterd eendimensionaal model bouwen dat beter bruikbaar is voor de ingenieurs van GIDARA en dat bijvoorbeeld laat zien hoe het systeem zich gedraagt bij verschillende grondstoffen of bij het aanpassen van de stroomsnelheid van de vergassingsmiddelen.”

Het is de volgende stap in de ontwikkeling van vergassingstechnologie die na 100 jaar steeds verder is geoptimaliseerd, steeds efficiënter, betrouwbaarder en veiliger is geworden, en daarmee een belangrijke rol kan spelen in de circulaire biobased economy van de toekomst.

Foto: vlnr: dr. Elyas Moghaddam, Senior Technologie Expert GIDARA Energy, Wim van der Zande, CEO GIDARA Energy en prof. dr. ir. Wiebren de Jong, professor Grootschalige Energie-opslag van de afdeling Process & Energy, TU Delft

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Logistiek vastgoedontwikkelaar Intospace heeft bij Schiphol Trade Park in Hoofddorp een nieuw distributiecentrum (DC) opgeleverd dat als eerste in Nederland geheel zelf kan voorzien in de eigen energiebehoefte. Het DC is daarmee ontworpen om off-grid te kunnen opereren en is dus onafhankelijk van het publieke elektriciteitsnet. Het gebouw kan zelfstandig energie opwekken en de stroom die niet in het gebouw wordt verbruikt, wordt terug geleverd aan het publieke elektriciteitsnet. Het gebouw heeft mede daarom het hoogst mogelijke energielabel van A+++++ gekregen. Het huzarenstukje op het gebied van elektriciteitsopwekking, -opslag, en -uitwisseling is mogelijk gemaakt door de samenwerking met energie-infrastructuurspecialist Joulz.

Het distributiecentrum beslaat 55.000 vierkante meter aan opslagruimte, 6.500 vierkante meter tussenvloer en 5.300 vierkante meter kantoorruimte. Verder telt het pand 64 docks voor vrachtwagens en bestelbussen en vier maaivelddeuren voor vrachtwagens. Naast het hoogst mogelijke energielabel, heeft het gebouw ook het hoogste BREEAM-duurzaamheidscertificaat van het niveau ‘outstanding’. “Met deze ontwikkeling laten we als Intospace zien dat het probleem van de congestie van het publieke elektriciteitsnet niet hoeft te betekenen dat er geen nieuwbouwprojecten kunnen worden gerealiseerd”, aldus Intospace-CEO Tim Beckmann. “Door in samenwerking met Joulz een gebouw te ontwerpen en te ontwikkelen dat niet of nauwelijks afhankelijk is van het publieke net, hebben we een uiterst toekomstbestendig pand opgeleverd.”

Energiecollectief

In totaal telt het nieuwe distributiecentrum ruim 20.000 zonnepanelen. Genoeg voor een jaarproductie van zo’n 7,6 gigawattuur, het equivalent van het verbruik van ongeveer 3.000 gemiddelde huishoudens. Een deel van die stroom wordt opgeslagen in de twee containerbatterijen die het pand telt. De elektriciteitsvoorziening wordt naar verwachting in juni opgeleverd door Joulz.

Het pand krijgt zijn elektriciteit vanuit de eigen opwekking en is daarbij tevens aangesloten op het onlangs opgerichte Energiecollectief Schiphol Trade Park. Binnen dat collectief delen bedrijven op Schiphol Trade Park hun ongebruikte stroomcapaciteit via een virtuele laag met elkaar, een binnen Europa unieke samenwerkingsvorm. Op Schiphol Trade Park konden vanwege de netcongestieproblematiek niet alle vijftien bedrijven die zich wilden vestigen stroom afnemen. De vier ondernemingen die als eerste een bouwvergunning hadden, konden nog een aansluiting aanvragen bij netbeheerder Liander. In het energiecollectief gaan vijftien bedrijven de beschikbare netcapaciteit delen. Dankzij een combinatie van eigen energieopwekking en het uitwisselen van stroom hebben ze maar vier aansluitingen nodig. De combinatie van eigen opwekcapaciteit en de onderlinge samenwerking borgt de leveringszekerheid op het gebied van stroom.

Voorbeeld voor de toekomst

Het nieuwe distributiecentrum is door meerdere lagen van leveringszekerheid altijd verzekerd van stroom. Het pand kan volledig off-grid opereren en een slim energiemanagementsysteem zorgt ervoor dat steeds weer de slimste keuze wordt gemaakt over waar de stroom vandaan wordt gehaald (zonnedak, batterij, collectief of generatoren) en waar de stroom voor wordt gebruikt.

“Dit project is nu nog uniek in Nederland. Het is een mooie combinatie van bewezen technologie, met nieuwe innovatieve oplossingen en een intensieve samenwerking”, aldus Joulz-directeur Jan Verheij. “De oplossingen die hier zijn bedacht, zijn een voorbeeld voor de toekomst, waarin het draait om het optimaliseren van de energiebalans, ofwel gebruik en productie. En dan zonder dat de gebruiker hier iets van merkt. Dit kan voor ieder project of locatie, individueel, maar zeker ook in samenwerking met de omgeving. En dat is precies wat we hier samen met Intospace voor het eerst hebben kunnen ontwikkelen.”

 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Braskem, de grootste biopolymeerproducent ter wereld met Europees hoofdkantoor in Rotterdam, en Lummus Technology, een wereldwijde leverancier van procestechnologieën en waardegedreven energieoplossingen, gaan een partnerschap aan om wereldwijde licenties af te geven. De licenties worden verleend aan Braskems technologie voor de productie van groene ethyleen, wat de basis vormt voor bio-ethanol (de hernieuwbare grondstof die o.a. wordt gebruikt voor de productie van bio-based plastics). De samenwerking zal het gebruik van bio-ethanol voor chemicaliën en kunststoffen versnellen en de inspanningen van de petrochemische industrie naar een CO₂-neutrale circulaire economie ondersteunen. Ook zal de technologie door het partnerschap meer landen bereiken. 

Vraag naar groen ethyleen neemt toe

Samen zorgen Braskem en Lummus dus voor de groei van groene ethyleenproductie wereldwijd. Braskem is een van de pioniers op het gebied van het aanleveren van hernieuwbare grondstoffen voor de productie van bio-based kunststoffen en kondigde onlangs de doelstelling aan om tegen 2030 1 miljoen ton I’m green™-polyethyleen te produceren. Samenwerking is essentieel om dit doel te bereiken. Dit partnerschap past dan ook goed bij Braskems missie om het leven van mensen beter te maken en manieren te ondersteunen die zorgen voor een duurzamere toekomst. De vraag naar groen ethyleen neemt toe en het in licentie geven van een bewezen technologie die al meer dan 10 jaar wordt gebruikt, biedt het nodige vertrouwen voor toekomstige investeringen.

Wereldwijde licentie

Lummus, een erkend leider op het gebied van ethyleenproductietechnologieën, heeft licenties voor ongeveer 40 procent van de wereldwijde ethyleencapaciteit, waardoor het bedrijf zowel de technische capaciteit als de licentie-expertise heeft om de technologie achter groene ethyleen verder te ontwikkelen en op de markt te brengen. Dit partnerschap maakt de licentie van de technologie wereldwijd mogelijk.

“Lummus brengt licentie-ervaring en proceskennis in dit partnerschap, waardoor we het bereik van Braskems bewezen groene ethyleentechnologie wereldwijd uit kunnen breiden. Met dit initiatief hopen wij ook bij te dragen aan een alternatief voor de industrie om naar een CO₂-neutrale circulaire economie te gaan,” aldus Walmir Soller, VP Olefins/Polyolefins Braskem Europe & Asia en CEO Braskem Netherlands BV.

“We zijn zeer enthousiast over dit partnerschap, dat de wereld helpt om grondstofbronnen voor chemicaliën en kunststoffen te diversifiëren met biomassa. Door gebruik te maken van de gecombineerde ervaring en expertise van Lummus en Braskem om groene ethyleen te produceren, wordt de CO₂-voetafdruk verminderd en wordt een veelbelovende rol gespeeld in de energietransitie. Braskem heeft de technologie reeds met succes op grote schaal toegepast. Samen gaan wij de wereldwijde productie van CO₂-arme chemicaliën en polymeren uit hernieuwbare grondstoffen uitbreiden, en onze klanten helpen hun producten CO₂-vrij te maken en groenere producten te produceren,” zei Leon de Bruyn, President en Chief Executive Officer van Lummus Technology.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

De milieuschade die Nederland ieder jaar veroorzaakt, bedraagt op dit moment 55 miljard euro. Hierbij gaat het onder meer om de gevolgen van droogte en vroegtijdige sterfte als gevolg van luchtvervuiling in binnen- en buitenland. Hoewel deze schade in eigen land in de komende jaren door het klimaatbeleid beperkt zal stijgen of bij het volgen van ‘Fitfor55’-beleid zelfs daalt, ‘importeert’ Nederland juist meer schade uit landen die minder milieuvriendelijk produceren. De milieuschade zal zodoende blijven toenemen zolang het consumptiepatroon niet verandert. De totale schade neemt toe naar 68 miljard euro in 2030, blijkt uit onderzoek van ABN AMRO en CE Delft. Hierin zijn 49 regio’s en 164 bedrijfstakken onderzocht en de gevolgen in de gehele waardeketen – van productie tot consumptie – meegenomen. Aan elke kilogram uitstoot van broeikasgassen, stikstof, zwaveldioxide en andere stoffen is een prijskaartje gehangen op basis van veroorzaakte milieukosten voor de samenleving. Het toepassen van beleid dat voortvloeit uit Fitfor55 kan zorgen dat de schade in 2030 beperkt blijft tot 59 miljard euro.

Nederlandse economie 7,6 procent kleiner als milieuschade wordt meegerekend

Als bij de berekening van het bbp milieuschade wordt meegenomen, zou de Nederlandse economie volgens ABN AMRO 7,6 procent kleiner in omvang zijn. Inzicht in de verborgen effecten bij partners in de waardeketen is cruciaal. Zo vindt nu al 43 procent van de milieuschade die bedrijven veroorzaken – 24 miljard euro – eerder in de keten plaats en wordt dit uit andere landen geïmporteerd. De komende jaren zal wetgeving meer druk uitoefenen om deze schade in kaart te brengen. Uit het onderzoek blijkt dat het moeilijk is de milieuschade terug te brengen, zolang de consumptie sterk stijgt. “Klimaatbeleid kan ook leiden tot neveneffecten, zoals ‘vluchtgedrag’. Om aan de almaar stijgende vraag te voldoen, importeren bedrijven uit landen waar minder milieurestricties gelden en sprake is van een lagere kostprijs”, legt Sonny Duijn, Sector Econoom Thema’s van ABN AMRO, uit. “Daarom is het van belang dat beleid zich niet alleen op externe prikkels richt, maar ook op intrinsieke motivatie, waarbij de nadruk op ‘anders’ consumeren ligt.”

Alleen systeemverandering kan leiden tot aanzienlijk lagere milieuschade

Uitstoot van fijnstof en fijnstofvorming kosten de Nederlandse maatschappij jaarlijks ongeveer 20.000 vervroegde sterfgevallen. Als hierin de Nederlandse productie en consumptie in het buitenland worden meegenomen komen hier nog minimaal 10.000 extra sterfgevallen in het buitenland bij. Volgens ABN AMRO zou beleid zich meer kunnen richten op bewustwording, bijvoorbeeld door het inzichtelijk maken van de milieuschade per product en verandering van consumptie. Zo wordt duidelijker dat de uitstoot van schadelijke stoffen óók effect heeft op de eigen leefsfeer, waarmee het bij burgers aan prioriteit kan winnen. “Voor bedrijven wordt het daarnaast van groter belang ook de effecten in de keten in kaart te brengen en hierover met ketenpartners afspraken te maken”, zegt Duijn. “Voor het slagen van een systeemverandering is het van belang dat structurele erkenning ontstaat voor het bestaan van milieuschade die samenhangt met diverse emissies, bijvoorbeeld door dit mee te nemen in economische cijfers en hierover te communiceren.”

[ad_2]

Source link

[ad_1]

TNO gaat samenwerken met een drietal partners bij het ontwikkelen van een nieuwe generatie elektrolysers. Samen met het Belgische bedrijf Bekaert, Johnson Matthey uit Engeland en het Duitse Schaeffler wordt hiermee een grote stap gemaakt in de verbetering van de elektrolyser efficiëntie. Het consortium brengt de marktleiders bij elkaar, elk met zijn eigen sterkte. De belangrijkste drijfveer om te werken aan de volgende generatie elektrolyser technologie is om de totale kosten van groene waterstofproductie omlaag te brengen en de energie-efficiëntie sterk te verhogen. Het gezamenlijk onderzoek heeft een minimum looptijd van 3 jaar. 

Nieuwe generatie pem elektrolysers

Het consortium wil de ontwikkeling van de Proton Exchange Membrane (PEM) elektrolysetechnologie versnellen door te werken aan verbetering en integratie van de verschillende componenten in de elektrolyser-stack, het technische ‘hart’ van de elektrolyser. Dit zal uiteindelijk leiden tot een nieuwe generatie PEM elektrolysers met een lager elektriciteitsverbruik, lagere kosten voor de waterstof en een compacter systeem.


PEM short stack: brandstofcellen waar een elektrochemische uitwisseling van de reactantgassen waterstof en zuurstof elektriciteit produceert.

Er wordt extra aandacht besteed aan het minimaliseren van het gebruik van schaarse materialen en een verhoging van de energie-efficiëntie, vergeleken met de huidige elektrolysers. Richard Braal marktdirecteur EnergieTransitie bij TNO. “TNO zet zich in om de opwarming van de aarde aan te pakken. Daarom moeten we innovatie en de inzet van nieuwe technologie voor de productie van groene waterstof versnellen. Door deze samenwerking met internationale toonaangevende partijen kunnen we dat realiseren. Met onze kennis van elektrolysetechnologie fungeert TNO daarbij als katalysator.”

Sleuteltechnlogie

Groene waterstof speelt een essentiële rol in alle nul-emissie klimaatscenario’s en is essentieel voor de decarbonisatie van de zware industrie. Elektrolyse is de technologie om met water en hernieuwbare elektriciteit van bijvoorbeeld zon en wind, groene waterstof te produceren. Het is een zogenaamde sleuteltechnologie om naar nul emissie te gaan.

Het International Renewable Energy Agency gaat er in een recent rapport vanuit dat er circa 5.000 Gigawatt aan elektrolysecapaciteit nodig is in 2050. Dit volstaat om 12% van de energievraag wereldwijd in te vullen. Om dit mogelijk te maken is technologie-innovatie en versnelling van de implementatie een absolute voorwaarde.

De partijen gaan samenwerken aan een langjarig gezamenlijk onderzoeksprogramma dat een belangrijke basis legt voor efficiënte elektrolysers met een langere levensduur. De samenwerking is onderdeel van het Voltachem Programma waar de chemische industrie, de energiesector en de maakindustrie samenwerken op weg naar een klimaat neutrale toekomst.

Nieuwe partijen welkom

Dit consortium van Bekaert, Johnson Matthey, Schaeffler en TNO gaat gezamenlijk innoveren. Om verdere versnelling te realiseren is het onderzoeksprogramma open voor nieuwe partijen.

De energietransitie komt in een stroomversnelling en de regeringen stellen ambitieuze doelen vast om een “netto nul”-uitstoot te bereiken. Groene waterstof is een echt koolstof neutrale oplossing en hier hebben we de kans om de innovatie te stimuleren die waterstof betaalbaarder en betrouwbaarder zal maken. Dit consortium beoogt niet alleen een versnelling op het gebied waarop Johnson Matthey zich concentreert, maar van de PEM-technologie in haar geheel” – Ralph Calmes, Managing director, Waterstof technologieën, Johnson Matthey

‘Bekaert blijft groene en duurzame oplossingen ontwikkelen voor onze klanten dankzij onze focus op componenten met verhoogde prestaties voor de elektrolysebehoeften van de toekomst. We werken in nauwe afstemming met onze innovatiepartners van het Supercell project. We zijn vastbesloten om te innoveren en onze productie op te schalen naar GW-capaciteit.l” – Inge Schildermans – VP Bekaert Fiber Technologies

“Samen met ons bedrijfsleven streven we naar versnelde innovatie en implementatie in Power-2-X om de CO2-voetafdruk van de productie van chemicaliën te verkleinen. Het is geweldig om te zien dat VoltaChem-leden samen de volgende stap zetten in hun ambitie om ongeëvenaarde technische prestaties in groene waterstofproductie te bereiken en een unieke positie in de duurzaamheidsmarkt te verwerven. We verwachten dat dit slechts het begin zal zijn in de ontwikkeling van een volgende generatie high-tech duurzame procesindustrie.” – Martijn de Graaff – Programmadirecteur VoltaChem

“We zijn erg trots dat we kunnen bijdragen aan de competitieve productie van groene waterstof en dat we dit team van sterke internationale partners kunnen ondersteunen met onze ervaring en ontwikkelingen op het gebied van PEM-waterelektrolyse. Het mogelijk maken en versnellen van de energietransitie is een van de kerndoelstellingen van onze strategie bij Schaeffler en is een essentieel onderdeel van onze Roadmap 2025, die een snelle ontwikkeling van een zeer concurrerend, schaalbaar stack-productieproces omvat. Wij zijn ervan overtuigd dat deelname aan veelbelovende projecten zoals het Next Gen elektrolyse Shared Research Program met wereldwijd toonaangevende partners de juiste manier is om deze technologie verder te ontwikkelen.” – Bernd Hetterscheidt – Senior Vice President Strategic Business Hydrogen bij Schaeffler.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Janssen Packaging, onderdeel van Bunzl Retail & Industry, levert per 1 februari 2022 klimaatneutrale verpakkingen aan bol.com. Janssen Packaging is de exclusieve leverancier van al het verpakkingsmateriaal aan bol.com en voldoet voor de productie en distributie aan de criteria die zijn opgesteld door Climate Neutral Group. Deze klimaatneutrale certificering is onderdeel van het ambitieuze reductieplan van Janssen Packaging, waarbij het percentage CO₂-uitstoot dat gecompenseerd mag worden eind 2023 tot een minimum beperkt moet zijn.

Maatschappelijk belang

De snelgroeiende E-commerce markt is continu in beweging. Zeker op het gebied van duurzaamheid en verpakkingen. Janssen Packaging heeft daarom de stap gezet om al het verpakkingsmateriaal voor bol.com volledig klimaatneutraal te produceren en te distribueren. Deze ontwikkeling zorgt voor een nieuwe fase in de jarenlange samenwerking tussen Janssen Packaging, bol.com en alle andere ketenpartners.

‘’We vinden het belangrijk om zorg te dragen voor het klimaat. Het uitgangspunt dat hierin steeds terugkomt, is hoe wij de productie kunnen beïnvloeden om een lagere footprint te realiseren. We
beoordelen continu het proces en analyseren structureel hoe duurzaam de uitvoering, materiaaldikte, materiaalsoort en het formaat van het karton kan zijn,’’ vertelt Marinko Kustic, Sales
Manager bij Janssen Packaging. Jelle Smit, Accountmanager en Duurzaamheidsspecialist, vult aan: ‘’De samenwerking met bol.com is hierin uniek. We zijn transparant naar elkaar waardoor we
efficiënte stappen kunnen zetten. Samen werken we aan de duurzaamheid in de keten waar wij als leverancier onze verantwoordelijkheid nemen.’’

In vier stappen naar klimaatneutraal

Om het certificaat ‘klimaatneutraal product’ voor de verpakkingen van bol.com te mogen dragen heeft Janssen Packaging het afgelopen jaar vier stappen doorlopen. Allereerst is in samenwerking
met Climate Neutral Group een CO₂-voetafdruk berekend. Daarna is het CO₂-reductie-programma opgesteld en de CO₂-compensatie bepaald. Tot slot vond een onafhankelijke verificatie plaats,
waarbij getoetst werd of de genomen stappen voldeden aan de criteria van het Climate Neutral Certification-programma. Dit resulteerde in het verkrijgen van het certificaat. Voor bol.com zijn de
klimaatneutrale verpakkingen van Janssen Packaging een belangrijk onderdeel van de verduurzaming van de logistiek van het online retailplatform.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Royal HaskoningDHV en Anglian Water zijn een samenwerkingsovereenkomst aangegaan om de HpH-vergistingstechnologie, ontwikkeld door Anglian Water, op de markt te brengen in onder meer het Verenigd Koninkrijk. Onderdeel van de overeenkomst is de overdracht van het bestaande HpH-patent aan Royal HaskoningDHV. De technologie komt op de markt onder de naam Helea en ondersteunt waterbedrijven om hun Net Zero-doelstellingen te halen met een meer betaalbare en duurzame methode voor geavanceerde slibvergisting.

Bewezen succesvol

Elke afvalwaterzuiveringsinstallatie produceert slib als onderdeel van het zuiveringsproces. De behandeling en verwijdering van dit slib is duur, oplopend tot 70% van de operationele kosten. Anglian Water verwerkt ongeveer 150.000 ton slib per jaar. Het bedrijf zag kans om een ​​nieuwe hydrolysetechnologie te ontwikkelen die de biogasproductie uit slib van een installatie maximaliseert. Dit verlaagt ook de operationele kosten en de CO2-voetafdruk. De technologie is op dit moment succesvol geïmplementeerd in vier slibbehandelingsinstallaties van Anglian Water.

Helea zorgt ervoor dat de biogasopbrengst van afvalwaterbedrijven aanzienlijk hoger is dan bij conventionele vergisting. Tegelijkertijd wordt het resterende slib omgezet in een hoogwaardige grondstof die in de landbouw kan worden gebruikt als voedingsstof en bodemverbeteraar. Met deze kenmerken ondersteunt Helea de afvalwatersector bij het behalen van haar Net Zero-doelstellingen.

Erik Oostwegel, CEO van Royal HaskoningDHV: “We zijn enthousiast over de kansen voor deze technologie in de watersector, zowel in het Verenigd Koninkrijk als daarbuiten. Met de alom aanwezige milieu- en klimaatveranderingen neemt de focus op het terugwinnen van hulpbronnen en energie-efficiëntie toe.”

“Helea is een strategische aanvulling op onze toch al sterke watertechnologieportfolio dat gericht is op het uitdagen en ondersteunen van de watersector in haar duurzaamheidsambitie. In synergie met onze bestaande watertechnologieën, zoals Nereda, Kaumera en Ephyra, levert Helea meer toegevoegde waarde voor onze waterklanten en versterkt onze wereldwijde, leidende positie in watertechnologie”, vult Niels Schallenberg, Global Director Water & Maritime bij Royal HaskoningDHV, aan.

Peter Simpson, CEO van Anglian Water: “We zijn er trots op dat we deze innovatieve, groene technologie bij Anglian Water hebben ontwikkeld. De ontwikkeling belichaamt waar we als bedrijf voor staan: vooruitstrevendheid, milieubewustzijn en altijd op zoek naar betere manieren om dingen te doen. We hebben de afgelopen zes jaar in vier van onze recyclingcentra geprofiteerd van HpH-technologie. We zijn verheugd om nu samen met Royal HaskoningDHV, een toonaangevend internationaal ingenieursbureau, de toegang tot deze geavanceerde technologie in het VK en daarbuiten te vergroten. De voordelen van Helea in combinatie met andere behandelingstechnologieën zullen naar onze ervaring aanzienlijke voordelen opleveren op het gebied van procesefficiëntie, kostenbesparingen en het milieu.

Er zijn geen financiële details over de investering bekendgemaakt.

 

Foto: Niels Schallenberg (Royal HaskoningDHV) (links) en Peter Simpson (Anglian Water).

 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Milieudefensie stuurt vandaag een brief aan het bestuur van Shell. Hierin wijst Milieudefensie het bestuur op hun persoonlijke verantwoordelijkheid in het niet uitvoeren van het vonnis en daarmee het schenden van mensenrechten. Het is de eerste keer dat een bestuur hierop wordt aangesproken. Bijna een jaar na het oordeel van de rechter voert Shell willens en wetens het vonnis niet uit. Dat leidt tot aansprakelijkheidsrisico’s voor het bedrijf en het bestuur, zegt Milieudefensie. De rechter oordeelde vorig jaar mei dat Shell al zijn CO2 uitstoot met 45% moet verminderen in 2030 ten op zichtte van 2019 en daar direct mee moet beginnen.

Het oordeel van de rechter is duidelijk en noodzakelijk: Shell moet stoppen met het veroorzaken van gevaarlijke klimaatverandering. Klimaatverandering bedreigt mensenlevens” zegt Nine de Pater, campagneleider Milieudefensie. “Wat Shell doet of niet doet, wordt bepaald door de mensen met de touwtjes in handen. Daar spreekt Milieudefensie hen op aan. Het bestuur moet zich ervan bewust zijn dat het Shell moedwillig blootstelt aan potentiële schadeclaims die het bedrijf nooit zou kunnen betalen.”

Duidelijke waarschuwing bestuur

De brief dient als duidelijke waarschuwing aan het bestuur van Shell, dat precies weet wat er moet gebeuren om het vonnis uit te voeren. “Het is inmiddels duidelijk dat de uitstoot van Shell met het huidige beleid niet genoeg zal afnemen en zelfs kan toenemen. Dat is een bewuste keuze van het bestuur in de laatste jaren dat we gevaarlijke klimaatverandering nog kunnen voorkomen. Hiervoor kunnen ze aansprakelijk gehouden worden” zegt De Pater.
Voordat Milieudefensie verdere stappen onderneemt wil zij eerst het Hoger Beroep winnen dat op zijn vroegst in 2023 voor komt. “De bewijzen dat Shell gevaarlijke klimaatverandering bevordert en daarmee mensenlevens bedreigt stapelen zich sinds het vonnis vorig jaar alleen maar op. Wij zien het Hoger Beroep daarom met veel vertrouwen tegemoet” zegt De Pater.

Shell voldoet niet aan vonnis

De brief toont uitgebreid aan waarom Shell te weinig doet om het vonnis uit te voeren. Als Shell zegt dat ze wel genoeg doen noemt Milieudefensie dat inaccuraat. “Wie de eigen plannen van Shell goed leest ziet dat het niet eens de intentie heeft om het vonnis uit te voeren, ook al doet Shell alsof het wel zo is” zegt De Pater. Milieudefensie noemt het gebrek aan doelstelling voor 95% van de absolute CO2 uitstoot omlaag te brengen nalatig.

In de huidige plannen van Shell investeert het bedrijf veel meer in fossiele energie, dan in duurzame en hernieuwbare energiebronnen. “Het is heel simpel: Shell moet minder olie en gas produceren en verkopen wil het in de toekomst blijven bestaan.” zegt De Pater.

Gevolg aandeelhouders en andere besturen

De brief is ook naar de grootste en meest invloedrijke aandeelhouders van Shell gestuurd. Milieudefensie wil dat ook zij op de hoogte zijn dat het vonnis niet wordt uitgevoerd en de risico‘s die dat voor Shell, zijn aandeelhouders en het bestuur met zich meebrengt. Op 13 januari stuurde Milieudefensie een brief aan de 29 overige grootste vervuilers van Nederland waarin zij vroeg om een klimaatplan van het bedrijf. De deadline voor deze plannen was op 15 april. Milieudefensie laat nu de plannen doorrekenen door een onafhankelijk wetenschappelijk bureau. “De vraag aan deze 29 bedrijven is geïnspireerd op onze succesvolle rechtszaak tegen Shell. De besturen van die bedrijven doen er verstandig aan de inhoud van deze aansprakelijkheidsbrief goed te bestuderen. Milieudefensie zal er alles aan doen om gevaarlijke klimaatverandering te stoppen.” zegt De Pater.

Lees hier de volledige versie van onze brief aan de bestuurders van Shell 

Foto: Photografic Services, Shell International Limited

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Voor elke geprinte pagina met een HP+ printer1, investeert HP in het beschermen, herstellen of verantwoordelijk beheren van bossen. Aanvullend plant HP deze maand in samenwerking met Trees for All 2.500 bomen, waarvan de helft in Nederland.

Het wereldwijde initiatief waar HP voor elke geprinte pagina in bossen investeert heet het Forest First programma2 en is enkele jaren geleden toegevoegd aan het palet aan klimaatmaatregelen waarmee HP voorop loopt op het gebied van duurzaamheid. Het aantal pagina’s dat door HP+-klanten wordt geprint, bepaalt de investeringen van HP, ongeacht het merk papier.

Om de bewustwording over bosbehoud te vergroten en bij te dragen aan HP’s Forest Positive reis plant HP 2.500 bomen in samenwerking met ngo Trees for All en Staatsbosbeheer. Medewerkers van HP hebben in maart een deel van deze bomen zelf in Drenthe geplant. Door het plaatsen van deze bomen kan HP een waardevolle bijdrage leveren aan het verbeteren van de biodiversiteit en het terugdringen van ontbossing.

Rob Idink, Managing Director HP Nederland: “We gebruiken de nieuwste wetenschappelijke inzichten als leidraad voor onze investeringen in de meest essentiële bosecosystemen ter wereld om zo een bijdrage te kunnen leveren aan bescherming, herstel en het verantwoordelijk beheren van bossen. Wij zijn daarom trots op onze samenwerking met lokale partner Trees for All.”.

Rik Roskam, relatiemanager Trees for All: “We zijn enorm blij met deze samenwerking. Dankzij de bijdrage van HP kunnen we sneller en meer bomen planten. Dat is goed voor de biodiversiteit, het vastleggen van CO2 en een mooie en gezonde woon- en werkomgeving voor ons allemaal.”

Samenwerken met milieu-Ngo’s

HP werkt wereldwijd samen met betrouwbare milieu-ngo’s die erkende experts zijn op het gebied van bosecosystemen. Trees for All is een van die ngo’s en draagt bij aan een duurzame wereld door het herstellen en aanplanten van bossen. De stichting heeft het CBF-keurmerk en een ANBI-status.

1 HP+ is beschikbaar op door HP geselecteerde printers.
2 Forest First is exclusief beschikbaar bij alle HP+ printers.

[ad_2]

Source link

Berichten paginering