[ad_1]

BIT, een vooruitstrevende leverancier van datacenterdiensten, heeft een nieuwe
mijlpaal bereikt in hun streven naar duurzaamheid met de lancering van een innovatieve solar carport op de parkeerplaats van BIT-MeetMe in Ede. De carport, gebouwd door GroenLeven, is uitgerust met 366 grote zonnepanelen en biedt acht laadpalen voor elektrische voertuigen (EV’s). De officiële opening van de carport vond plaats op 7 juli, waarbij wethouder Arnold Versteeg van Ede aanwezig was om het project feestelijk te openen.

Met deze duurzame toevoeging zet BIT een belangrijke stap om eigen energie op te wekken en hun ecologische voetafdruk te verkleinen. De solar carport is strategisch geplaatst om maximale blootstelling aan zonlicht te garanderen, waardoor een optimale energieopwekking mogelijk is. De 366 grote zonnepanelen op de carport hebben een indrukwekkend vermogen en zullen naar verwachting ongeveer 1,5% van het totale stroomverbruik van BIT’s datacenters opwekken. Alle stroom die BIT gebruikt is al groen, maar op deze manier voorzien ze ook een deel in eigen behoefte en wordt het lichtnet ontlast.

Grand opening

Tijdens de officiële opening op 7 juli heeft BIT’s CTO, Alex Bik, een inspirerende speech gegeven over de totstandkoming en de technologie achter de solar carport. Hij benadrukte het belang van duurzame initiatieven en de rol die BIT speelt als voorloper in de sector. “We zijn ontzettend trots op de realisatie van deze solar carport,” zei Alex Bik. “Het is een concrete stap in onze duurzaamheidsstrategie en illustreert onze inzet om groene energie te genereren. We danken GroenLeven voor hun uitstekende werk en zijn verheugd dat wethouder Arnold Versteeg
aanwezig was om ons initiatief te ondersteunen.”

Groene toekomst

Met de solar carport en de bijbehorende laadpalen toont BIT haar betrokkenheid bij de groeiende elektrische mobiliteit en biedt ze een duurzame laadinfrastructuur voor haar klanten en medewerkers. Door het gebruik van schone energiebronnen draagt BIT bij aan de vermindering van CO2-uitstoot en bevordert het een schonere en groenere toekomst.

Over BIT

BIT beheert een drietal datacenters in Ede en is gespecialiseerd in groene colocatie, privacyvriendelijke cloudoplossingen, internetverbindingen, managed hosting en outsourcing voor zakelijke gebruikers van het internet. BIT levert aan kwaliteitsbewuste organisaties de ruggengraat voor hun IT- en internet-infrastructuur. Betrouwbaarheid is het uitgangspunt van de dienstverlening, zodat klanten zich zorgeloos met hun kernactiviteiten bezig kunnen houden. BIT onderscheidt zich door een hoog kennisniveau, jarenlange ervaring en een pragmatische aanpak. Het bedrijf streeft naar een
verantwoorde bedrijfsvoering en investeert continu in duurzame technologieën en innovatieve oplossingen. Ook is BIT ISO 27001 en NEN 7510 gecertificeerd.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Er is € 2,5 miljoen Europese subsidie toegekend voor de Haagse circulaire economie en energietransitie. De subsidie is toegekend aan vier verschillende Haagse projecten. De bedrijven I-DID en Yespers, beide gevestigd in The New Farm in Den Haag, gaan de komende jaren aan de slag met het recyclen van textiel via een innovatieve productielijn en het opzetten van een circulaire fruitverwerkingsfabriek. Beide projecten dragen niet alleen bij aan een duurzame economie, maar zorgen ook voor nieuwe banen in Den Haag. De twee andere projecten richten zich op de ontwikkeling van duurzame energiesystemen. In de haven van Scheveningen werkt de gemeente Den Haag samen met Stedin aan een innovatief energienet met batterijen voor de opslag van zonne-energie. In dit lokale netwerk wordt, met behulp van data en algoritme, het aanbod van en de vraag naar duurzame energie beter op elkaar zijn afgestemd. In Moerwijk wordt de Europese subsidie ingezet om 235 woningen versneld aardgasvrij te maken.

Wethouder economie Saskia Bruines: ”Dit is een mooie impuls voor de Haagse duurzame economie. Het is goed om te zien dat zoveel ondernemers en andere initiatiefnemers Kansen voor West steeds beter weten te vinden. De omschakeling naar een circulaire economie is een grote uitdaging waar zij deze steun vanuit Europa goed bij kunnen gebruiken.”

I-DID

Textielafval op dit moment nog niet of nauwelijks gerecycled. De reden is dat er nog onvoldoende technologie bestaat om de textiel te verwerken tot nieuwe producten. I-DID recylcet afgeschreven textiel tot vezels en vilt. Met deze subsidie kunnen zij ervoor zorgen dat de gehele recycling onder één dak plaatsvindt, van ‘afval tot eindproduct’. Ook krijgen mensen die langdurig werkloos zijn nieuwe kansen. Zo krijgen zij speciale begeleiding op de werkvloer.

Yespers

Yespers is gericht op het creëren van een nieuwe duurzame voedselketen. Dit project gaat uit van de omgekeerde keten waarbij een grondstof die nodig is om een product te maken, waardevoller is dan het eindproduct. In 2023 zal in Den Haag, met behulp van de Kansen voor West subsidie, de eerste Total-Use fruitverwerkingslijn van Europa worden geopend. Op grote schaal worden appels 100% gebruikt tot eindproducten zoals appelsap, appelmeel en cosmetische olie.

Warmtenet Moerwijk

In Moerwijk worden zeven woningblokken met in totaal 235 woningen gerenoveerd en versneld aardgasvrij gemaakt. Door gebruik te maken van een tijdelijke bodem-warmtepomp is het mogelijk om het renoveren en isoleren van de woningen gelijktijdig aan te pakken. Hierdoor zullen inwoners minder hinder ervaren als zij gekoppeld worden aan het warmtenet van WarmteLinQ.

Slim Strandnet

De enorme groei van zonnepanelen en elektrische voertuigen geeft veel druk op het elektriciteitsnetwerk, maar zorgt voor een enorme populariteit in grondstofbeleggingen. De subsidie wordt gebruikt voor een innovatief energienetwerk dat vraag en aanbod van duurzame energie beter op elkaar afstemt, zodat er minder pieken zitten in de belasting van het energienet.

Over Kansen voor West

Kansen voor West is het samenwerkingsverband van de 4 Randstadprovincies (Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland) en de 4 grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Deze 8 hebben gezamenlijk een programma gemaakt om de regionale economie in de Randstad een innovatieve impuls te geven. Dit gebeurt door het geven van Europese subsidies aan het bedrijfsleven in de regio. Dit 7-jarige programma richt zich op de hoofdthema’s: Innovatie, Klimaat en Duurzame Stedelijke Ontwikkeling. Het programma sluit aan bij de ambities uit de Europese Green Deal.

Foto: I-DID Fotograaf: Vera Claessen

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Dutch Green Building Council (DGBC) heeft vandaag het Framework for Climate Adaptive Buildings deel 2: de gebouwscore gelanceerd. Dit document is het tweede deel van een drieluik dat beschrijft hoe fysieke klimaatrisico’s op gebouwniveau inzichtelijk kunnen worden gemaakt.

 “Rapporteren over klimaatrisico’s in vastgoedportefeuilles is belangrijk, omdat er veel risico’s schuilen in het veranderend klimaat. Het is niet voor niets dat de financiële toezichthouders oproepen om deze risico’s goed in beeld te brengen: In het ergste geval kan de stabiliteit van het financiële systeem op het spel staan als we hier geen grip op krijgen”, stelt Jan Kadijk, manager Kennis en Innovatie bij DGBC. “Bestaande methoden voor klimaatrisico-scans waren veelal een black box. Wij hebben nu met circa 30 partijen transparant gemaakt hoe je zo’n scan moet aanpakken: welke data je gebruikt, naar welke gebouwkenmerken je kijkt en welke stappen je moet doorlopen. De methode is vrij beschikbaar en gebaseerd op open data. Dus iedereen kan en mag er gebruik van maken.”

In dit tweede deel draait het volledig om het inschatten van de ‘kwetsbaarheid’ van een gebouw ten opzichte van de geconstateerde klimaateffecten in de omgeving van het gebouw. Er wordt gekeken naar gebouwkenmerken die dempend kunnen werken op het risico voor het gebouw, zoals bijvoorbeeld zonwering aan de buitenkant tegen hittestress. Met een beperkte set aan gebouwkenmerken wordt een gebouwscore berekend.
Op basis van de omgevingsscore (deel 1) en gebouwscore (deel 2) samen kan een klimaatrisico-score voor het gebouw worden vastgesteld. Dit onderdeel wordt in deze publicatie uitgebreid beschreven. Gebouweigenaren krijgen op deze manier een beeld van de kwetsbare gebouwen in hun portfolio. “De methode plaatst rode vlaggen op dat deel van je gebouwenportfolio waar je beter naar moet kijken”.

Klimaatbestendig gebouwde omgeving

Het doel van de methodiek is een bijdrage leveren aan een klimaatbestendige gebouwde omgeving die klaar is voor het veranderend klimaat. Er zijn vier thema’s gekozen die voor Nederland als grootste risico gelden: hitte, droogte, wateroverlast en overstroming. Deze gevolgen van klimaatverandering zijn nu al merkbaar, ook voor gebouweigenaren. Het is voor hen cruciaal om risico’s te verminderen en te werken aan een toekomstbestendig vastgoedportfolio.

Rapporteren klimaatrisico’s

Een belangrijke eerste stap voor gebouweigenaren is het in beeld krijgen van de fysieke klimaatrisico’s voor hun gebouw of portfolio. Dit is belangrijk om de juiste maatregelen te kunnen nemen om de risico’s weg te nemen of te verminderen. Het rapporteren over klimaatrisico’s van bestaand vastgoed wordt de komende jaren voor steeds meer partijen een verplichting, vanwege de EU Taxonomie, de groene spelregels vanuit Europa.

Romee Prijden, projectmanager bij DGBC, verwacht dat het Framework kan bijdragen aan het nemen van noodzakelijke stappen. Prijden: “Bestaande methodieken kijken vaak alleen naar de omgeving, waardoor je bijna altijd dezelfde score behaalt als je buurman. Met deze publicatie kan dit nu op zo’n gedetailleerd niveau, dat elk pand een unieke klimaatrisico-score krijgt voor de thema’s hitte, paalrot, verschilzetting, wateroverlast en overstroming.” Kadijk vult aan: “Als iedereen op dezelfde manier zijn gebouwen doorlicht, ontstaat er meer gezamenlijkheid in de probleemanalyse op een bepaalde plek. Dat kan ertoe leiden dat partijen samen het probleem op gebiedsniveau te lijf gaan. En dat is heel zinnig, want vaak is het een mission impossible om een klimaatdreiging in je eentje op te lossen. Maatregelen op gebiedsniveau zijn vaak effectiever dan sleutelen aan je gebouw: Liever samen een pleintje vergroenen dan dat iedereen een extra airco installeert. Ik zie dat vastgoedpartijen in toenemende mate bereid zijn om op die manier over het probleem na te denken: samen investeren in gebiedsmaatregelen komt steeds meer in beeld. Als investeringsstromen worden gebundeld is er veel meer mogelijk. Dit beschrijven we in deel 3 van het Framework dat na de zomer verschijnt.”

Brede alliantie, transparante & eenduidige aanpak

Het Framework for Climate Adaptive Buildings (FCAB) is ontwikkeld met een brede alliantie van financiële instellingen, kennisinstituten, adviseurs, woningcorporaties en overheden. Een bijzondere en succesvolle aanpak, aldus Kadijk. “We hebben met elkaar een methodiek ontwikkeld waarbij 30 organisaties hebben meegekeken. En de aanpak kan ook nog eens door iedereen vrij gebruikt worden: we hebben hiermee echt bijgedragen aan een gemeenschappelijke taal voor klimaatrisico-scans”. Prijden voegt toe: “De scores zijn duidelijk, van zeer laag tot zeer hoog en de methodiek is volledig transparant. Daardoor kan je binnen je eigen portefeuille panden met elkaar vergelijken. Niet alleen per locatie, maar bijvoorbeeld ook per klimaatthema.”

De aanpak van het Framework for Climate Adaptive Buildings bestaat zoals eerder genoemd uit drie onderdelen:

  1. Het inschatten van de klimaateffecten voor de omgeving van een gebouw. Deze stap staat beschreven in het Framework for Climate Adaptive Buildings deel 1: de omgevingsscore (FCAB-1).
  2. Het inschatten van de ‘kwetsbaarheid’ van een gebouw ten opzichte van de geconstateerde klimaateffecten in de omgeving van het gebouw. Hierbij komen de gebouwkenmerken om de hoek kijken. Deze stap staat beschreven in het Framework for Climate Adaptive Buildings deel 2: de gebouwscore (FCAB-2).
  3. Het definiëren van gebieds- & gebouwmaatregelen die kunnen helpen om de geconstateerde risico’s tegen te gaan of weg te nemen. Deze laatste stap wordt beschreven in het Framework for Climate Adaptive Buildings deel 3: de adaptatiestrategie (FCAB-3). Dit derde deel verschijnt na de zomer.

Bekijk hier het Framework for Climate Adaptive Buildings deel 2: de gebouwscore

 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Nederlandse industriebedrijven willen tot 2050 grote volumes vervuilende aardolie in producten blijven verwerken. Dit druist in tegen eigen beloftes en de groene doelen van het kabinet. Groene stroom om de olie te vervangen is en blijft er onvoldoende. Volgens het streven van kabinet en beloftes van de Rotterdamse haven moet de Nederlandse industrie tegen 2050 ‘fossielvrij’ zijn. Grote raffinaderijen zoals Shell en BP beloofden eerder daaraan mee te werken door hun producten klimaatneutraal te gaan maken. Maar die doelstelling is voor de industrie in de huidige omvang onhaalbaar, blijkt uit berekeningen van platform Investico voor Trouw en De Groene Amsterdammer. Aardolie is nu nog de belangrijkste grondstof voor producten die de industrie maakt. De verwerking van alternatieve grondstoffen zoals afval of biomassa tot duurzame brandstoffen of bioplastics kost veel meer elektriciteit dan Nederland kan leveren.

Dertig tot zeventig procent

Dat is geen geheim voor de industrie, die zelf inzet op een deels fossiele toekomst. Chemiebedrijven, bijvoorbeeld die van aardolie kunststoffen maken, verwachten in 2050 nog steeds voor twintig procent van aardolie afhankelijk te zijn. Raffinagebedrijven verwachten dat jaar nog dertig tot zeventig procent van de huidige hoeveelheden fossiele brandstoffen te blijven produceren. De raffinaderijen willen die fossiele brandstoffen exporteren naar bijvoorbeeld India en landen in Afrika, want Europa stopt in 2035 grotendeels met de verbrandingsmotor. Dat blijkt uit een rapport van de brancheorganisatie voor chemische industrie VNCI en een onderzoek van de elektriciteitsnetbeheerders.

Omdat fossiele brandstoffen altijd ergens ter wereld in een verbrandingsmotor eindigen en fossiele plastics vaak in de vuilverbranding, veroorzaken deze producten nog steeds klimaatopwarming door CO2-uitstoot.

Op dit moment produceert de Nederlandse industrie een kwart van alle Europese kunststoffen en acht procent van de geraffineerde olie wereldwijd. De hernieuwbare alternatieven voor aardolie zijn beperkt: afval, biomassa uit geteelde gewassen of CO2 uit de lucht. Voor elk van die grondstoffen geldt dat de verwerking veel meer elektriciteit kost dan bij aardolie.

De raffinagesector en de basischemie hebben in totaal 350 miljard kilowattuur nodig om zonder aardolie even veel plastics en brandstof te produceren als nu, blijkt uit berekeningen van onderzoeksplatform Investico voor Trouw en De Groene Amsterdammer die Gert Jan Kramer, hoogleraar duurzame energiesystemen aan de Universiteit van Utrecht, controleerde.

Veel meer dan beschikbaar

Dat is veel meer dan in 2050 beschikbaar is, ook met waterstof-import en maximale plaatsing van wind-, zon- en kernenergie. Dat jaar is volgens het meest optimistische scenario van de netbeheerders 176 miljard kilowattuur beschikbaar voor de raffinage en chemische industrie.

In het maandag gepresenteerde concept Nationaal Programma Energiesysteem van Klimaatminister Rob Jetten is voor de complete industrie 120 miljard kilowattuur gereserveerd. Hernieuwbare stroomproductie groeit, maar niet voldoende om de fikse elektriciteitsvraag van een fossielvrije industrie te faciliteren. Want ook duurzame gebouwen, elektrisch voertuigen en gasloze technieken eisen hun portie groene stroom op.Energiesysteemexpert John Kerkhoven, die de toekomstscenario’s in opdracht van de netbeheerders ontwikkelde, zegt dat het onmogelijk is om fossielvrij te produceren en tegelijkertijd de huidige omvang van de industrie te behouden. Ook hoogleraar Kramer bevestigt de bevindingen. Hij zegt dat een maatschappelijke discussie nodig is om te kiezen tussen een fossielvrije toekomst of het behouden van de volledige industrie in Nederland.

Energiesysteemexpert John Kerkhoven, die de toekomstscenario’s in opdracht van de netbeheerders ontwikkelde, zegt dat het onmogelijk is om fossielvrij te produceren en tegelijkertijd de huidige omvang van de industrie te behouden. Ook hoogleraar Kramer bevestigt de bevindingen. Hij zegt dat een maatschappelijke discussie nodig is om te kiezen tussen een fossielvrije toekomst of het behouden van de volledige industrie in Nederland.

De grootste raffinaderijen hebben cijfers over toekomstig aardoliegebruik zelf aangeleverd voor een onderzoeksrapport van de elektriciteitsnetbeheerders, hoewel ze dat tegenover Investico via branche-organisatie Vemobin ontkennen. Dit kan ook een enorme invloed hebben op investeringen in deze grondstoffen Informatie ingezien door Investico toont aan dat er wel degelijk cijfers over toekomstige productie, inclusief die van aardolie, zijn overlegd. Vemobin blijft het oneens met de conclusies en beroept zich daarbij op onzekerheden in de scenario’s.

Niet stappen, maar springen

Branche-organisatie VNCI zegt dat het niet eenvoudig is om voorspellingen te doen over 2050 en wijst op de mogelijkheid om hernieuwbare tussenproducten te importeren uit het buitenland. Zowel de raffinage- als de chemische sector sluiten fossiele productie in 2050 niet uit.

Staatssecretaris Vivianne Heijnen van (infrastructuur en waterstaat), verantwoordelijk voor de circulariteitsdoelen, is niet op de hoogte van het elektriciteitstekort dat ontstaat. Zo blijkt uit antwoorden die ze Investico gaf. Ze houdt vast aan volledige circulariteit in 2050. Heijnen wil daarbij de industrie zoveel mogelijk in Nederland behouden. “Ik heb liever dat we met z’n allen keihard proberen om over een hele hoge lat te springen dan dat ik die lat ga verlagen, zodat we daar rustig overheen kunnen stappen. We zetten samen alles op alles om die doelen te behalen.”

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (fondsbjp.nl)

[ad_2]

Source link

Lees ook: Energielabel verbeteren

[ad_1]

Het Nederlandse contentdistributieplatform WeTransfer bewijst dat een innovatief, digitaal bedrijf wereldwijd kan blijven groeien en tegelijkertijd de CO2-uitstoot ten gevolge van het gebruik van dataservers kan verminderen. Het bedrijf heeft de uitstoot van servergebruik met maar liefst 78% verminderd, door inzicht te krijgen in de eigen emissie-uitstoot door de Customer Carbon Footprint Tool van Amazon Web Services (AWS).

WeTransfer wordt maandelijks door meer dan 80 miljoen mensen gebruikt uit 190 verschillende landen die creatief werk delen en hieraan samenwerken. “Mensen begrijpen niet dat alles wat ze doen energie verbruikt – van een videoconferentie tot het versturen van een e-mail of het zien van een advertentie – en die energie resulteert in CO2-uitstoot,” legt Lina Ruiz, directeur Social Responsibility van WeTransfer, uit. “Een mobile-first wereld maakt deze zaken nog urgenter, omdat iedereen datacenters voor alles gebruikt. Hoewel onzichtbaar voor het blote oog, gaat het optimaliseren van die services een positieve impact hebben op toekomstige uitstoot.”

Door gebruik te maken van de Customer Carbon Footprint Tool, die de CO2-uitstoot die wordt gegenereerd door het gebruik van AWS door WeTransfer te volgen, meten en voorspellen, kwam WeTransfer tot inzichten over veranderingen die deze impact snel zouden kunnen verminderen. “In 2021 waren dataservers verantwoordelijk voor maar liefst 91 procent van onze totale CO2-voetafdruk, dus besloten we dat als eerste aan te pakken”, zegt Ruiz.

Energie-optimalisatiestrategie

WeTransfer heeft vervolgens een energie-optimalisatiestrategie ontwikkeld die gebruik maakt van Amazon EC2 Auto-scaling voor een flexibelere benadering van rekencapaciteit. Amazon EC2 Auto-scaling stelt klanten in staat om de capaciteit naar behoefte op en neer te schalen. “Het zorgt ervoor dat we niet meer computertijd en servercapaciteit vasthouden dan we eigenlijk nodig hebben, zodat het gebruikt kan worden voor andere workloads, wat de impact op het milieu verlaagt,” zegt WeTransfer’s CTO, Dan Conti. “Als we echter pieken hebben, kunnen we opschalen om daar effectief aan te voldoen.”

Deze aanpak levert nu al resultaten op en heeft geholpen om de uitstoot van servergebruik in 2022 met maar liefst 78% te verminderen. Terwijl de business van WeTransfer bleef groeien, ging de impact op het milieu beslissend de andere kant op. De serveruitstoot daalde over de hele linie. Het bedrijf veranderde daarbij gebruikerservaring niet, maar richtte zich enkel op de manier waarop de beschikbare technologieën gebruikt worden.

Toolkit voor organisaties

Het loskoppelen van innovatie en groei van de impact op het milieu heeft grote gevolgen, en niet alleen voor WeTransfer zelf. Het bedrijf wil een rolmodel zijn voor anderen en heeft daarom een toolkit gemaakt met best practices en inzichten voor organisaties die de CO2-voetafdruk van hun digitale activiteiten of advertenties willen verminderen: de Doing Business Better review

[ad_2]

Source link

Lees ook: Energielabel verbeteren

[ad_1]

In de afgelopen twintig jaar is de toegevoegde waarde van de milieusector verdrievoudigd. De bijdrage van de milieusector aan de Nederlandse economie blijft echter beperkt, en is in dezelfde periode met ruim de helft toegenomen van 1,66 procent tot 2,56 procent van het bbp. Dit blijkt uit de nieuwste cijfers van het CBS, bestaande uit gedetailleerde cijfers tot en met 2021 en een snelle raming voor 2022.

De milieusector is het deel van de Nederlandse economie dat zich bezighoudt met milieuactiviteiten. Daaronder vallen alle bedrijven en organisaties die producten maken en diensten verlenen die uitdrukkelijk bedoeld zijn om het milieu te beschermen, of die gericht zijn op het beheer van natuurlijke hulpbronnen. Denk aan natuurorganisaties als Natuurmonumenten en afvalverwerkingsbedrijven, maar ook aan bedrijven die zonnepanelen produceren en huizen isoleren. Dat het belang van de milieusector voor het bbp groter wordt, toont aan dat de milieusector harder groeit dan de rest van de economie, behalve tijdens de laatste twee (corona)jaren.

197 duizend voltijdbanen

De werkgelegenheid in de milieusector is sinds 2002 met 65 procent toegenomen, tot omgerekend ruim 197 duizend voltijdbanen in 2022. Het aandeel van de milieusector in het totaal aantal banen in Nederland is gestegen van 1,7 tot 2,4 procent. Daarmee behoort Nederland tot de middenmoot van de Europese landen.

Zowel qua toegevoegde waarde als qua aantal banen begon de groei na 2005, toen de klimaatafspraken van het Kyoto-protocol in werking traden. Vanaf 2015, toen het Klimaatakkoord van Parijs gesloten is, nam het tempo van de groei van de milieusector opnieuw toe.

Lees ook: Wat weet jij al over groen wonen

Sterke groei hernieuwbare energie

In de afgelopen decennia is het belang van de verschillende bedrijfstakken binnen de milieusector veranderd. Zo leverden in 2001 het verwerken van afval en afvalwater, samen met energiebesparing, nog de belangrijkste bijdrage aan de toegevoegde waarde en het aantal banen in de milieusector (bij elkaar 65 procent van de werkgelegenheid).

In 2021 leverde de productie van hernieuwbare energie (bijv. energie uit wind en zon) de belangrijkste bijdrage, met 27 procent van alle werkgelegenheid. Ook de bestrijding van luchtvervuiling en de uitstoot van broeikasgassen is flink gegroeid tot bijna 7 procent van alle werkgelegenheid. Het aantal banen in de warmte- en energiebesparing is over de totale periode van twintig jaar echter met slechts 2 procent toegenomen. Daarmee is dit aandeel in de totale werkgelegenheid van de milieusector sterk gedaald, tot minder dan 14 procent.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Een consortium bestaande uit ABP en OMERS Infrastructure is voornemens om Kenter over te nemen. Hierover hebben Alliander, ABP en OMERS Infrastructure overeenstemming bereikt. De investering namens ABP wordt gedaan door APG Asset Management. Komende periode worden de gebruikelijke advies- en goedkeuringstrajecten met o.a. de mededingingsautoriteiten en aandeelhouders van Alliander doorlopen. Het streven is voor het eind van het jaar de transactie af te ronden. 

Eind 2022 berichtten wij over de voorgenomen verkoop van Kenter door Alliander. Afgelopen maanden is een zorgvuldig verkoopproces doorlopen met aandacht voor de belangen van alle stakeholders. Daarbij is gekozen voor een gecontroleerde veiling, waarbij – voorafgaand aan het verkoopproces en in samenspraak met de aandeelhouders en de medezeggenschap – kwaliteitseisen en beoordelingscriteria zijn geformuleerd. Bij de uiteindelijke keuze voor een nieuwe eigenaar is goed gekeken naar de mate waarin invulling is gegeven aan de beoordelingscriteria en de wijze waarop deze zijn geborgd. 

Walter Bien, CFO van Alliander: “De interesse voor Kenter was groot. Na een zorgvuldig proces hebben we ABP en OMERS Infrastructure gevonden om Kenter over te nemen. Het commitment van dit consortium om gedurende langere tijd aandeelhouder te blijven en positief bij te dragen aan de energietransitie geeft vertrouwen dat uitvoering gegeven kan worden aan de geplande groei van het bedrijf, de ontwikkeling van de medewerkers en de relatie met klanten en leveranciers. Ik ben blij met de keuze voor ABP en OMERS Infrastructure maar tegelijkertijd besef ik dat we als Alliander afscheid gaan nemen van Kenter en daarmee een deel van ons DNA kwijtraken.” 

Ruimte om te groeien 

Met ABP en OMERS Infrastructure hebben we een partij gevonden waarmee Kenter de komende jaren een grotere bijdrage kan leveren aan de energietransitie door te groeien in nieuwe markten met nieuwe producten en diensten.   

Erik van der Ende, CEO van Kenter: “Ik ben blij met de keuze voor ABP en OMERS Infrastructure. Als goed renderend, zelfstandig bedrijf ontzorgen wij onze bestaande en nieuwe klanten in hun vraagstukken in de energietransitie met totaaloplossingen op het gebied van de energievoorziening. Onze markt is bij uitstek een aantrekkelijke groeimarkt. Deze voorgestelde verkoop geeft Kenter de gelegenheid om onze groeiambitie waar te maken. We kijken er naar uit om samen met onze klanten, medewerkers, partners en nieuwe aandeelhouders te blijven werken aan de energietransitie.” 

Jan-Willem Ruisbroek, Head of Global Infrastructure Investment Strategy bij APG: “De energietransitie is een grote drijfveer voor de toenemende elektrificatie in Nederland en Europa, in lijn met de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de EU. Om het succes ervan te verzekeren, zijn substantiële investeringen in essentiële elektrische infrastructuur zoals transformatoren, meters, batterijen en opladers voor elektrische voertuigen noodzakelijk voor onze samenleving. Door te investeren in Kenter, bouwen we voort op onze eerdere samenwerking met Groendus en intensiveren we onze inspanningen om de klimaatdoelstellingen van ons land te ondersteunen. Deze investering versterkt niet alleen de energietransitie, een belangrijke beleggingspijler voor onze klant ABP, maar genereert ook waarde op de lange termijn voor ABP en haar drie miljoen pensioendeelnemers. We kijken er naar uit om met de medewerkers van Kenter samen te werken aan een nationaal kampioen in de energietransitiesector in binnen- en buitenland.” 

Alastair Hall, Senior Managing Director and Head of Europe, OMERS Infrastructure: “We zijn verheugd om de tweede investering van OMERS aan te kondigen om de energietransitie in Nederland mogelijk te maken. We kijken ernaar uit om een B2B-platform voor energieoplossingen in de regio te laten groeien en energie-infrastructuur te leveren voor bedrijven die hun duurzaamheidsdoelstellingen willen halen.” 

Aanleiding verkoop 

De afgelopen jaren is Kenter gegroeid van een traditioneel meetbedrijf met 95 medewerkers naar een aanbieder van integrale energieoplossingen met meer dan 400 medewerkers. De organisatie is altijd goed in staat geweest kansen in de markt te benutten door ondernemend, klantgericht en innovatief te zijn. Mede doordat de markt waarin Kenter actief is sterk groeit, is de verwachting dat Kenter in de toekomst een nog grotere rol van betekenis zal spelen in de energietransitie en het ontzorgen van haar klanten. 

Het werk dat Kenter doet, nu en in de toekomst, is zeer relevant voor de energietransitie. Die relevantie komt buiten Alliander beter tot zijn recht, omdat Alliander als netwerkbedrijf te maken heeft met beperkende wet- en regelgeving. De beperkingen zullen de komende jaren naar verwachting verder toenemen en een steeds grotere belemmering vormen voor het werk van Kenter en haar medewerkers. Om ervoor te zorgen dat Kenter ook in de toekomst invulling kan blijven geven aan de ambitie om de nummer één partner in Nederland te zijn voor energiedata en energievoorzieningen, heeft Alliander besloten om voor Kenter op zoek te gaan naar een andere eigenaar. 

Gevolgen voor klanten en medewerkers 

Voor de klanten en medewerkers van Kenter verandert er op dit moment niets. De dienstverlening gaat onverminderd door, op het niveau dat klanten van Kenter mogen verwachten. De voorgenomen verkoop heeft geen gevolgen voor de huidige medewerkers van Kenter. 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Het kabinet investeert 312 miljoen euro in een nationaal programma voor grootschalige productie van zonnecellen en zonnepanelen in Nederland. Van deze 312 miljoen is 135 miljoen direct toegekend en 177 miljoen voorwaardelijk; daarnaast wordt ook een lening van 100 miljoen ter beschikking gesteld. Dat is op vrijdag 30 juni 2023 bekend gemaakt door Rianne Letschert, voorzitter van de Adviescommissie van het Nationaal Groeifonds. Het SolarNL programma is een ambitieuze samenwerking tussen bedrijfsleven en onderzoeksinstituten voor de ontwikkeling en grootschalige productie van circulaire geïntegreerde zonnecellen en -panelen van Nederlandse bodem.

Zonlicht speelt een sleutelrol in de energietransitie

Elektriciteit uit zonlicht speelt een sleutelrol in de energietransitie. Het SolarNL programma verzilvert de grote kennis die Nederland heeft om een nieuwe generatie zonnecellen en -panelen te ontwikkelen waarmee de energietransitie wordt versneld. De nieuwe zonne-producten worden ontworpen op basis van volledig circulaire productieprocessen die weinig CO2 verbruiken. De nieuwe zonne-systemen zijn door esthetische ontwerpen deels onzichtbaar in de omgeving te integreren en hebben een omzettingsrendement dat hoger is dan bestaande technologieën. Dit zorgt voor een sterke vermindering van de hoeveel ruimte die nodig is om zonne-energie op grote schaal in onze maatschappij te implementeren.

Stimulans voor energie-onafhankelijkheid in Nederland en Europa

Het SolarNL programma verbindt de hele keten van de leveranciers van materialen en machines, productiefabrieken en bedrijven die geïntegreerde zonnepanelen grootschalig gaan gebruiken. De Groeifonds-toekenning vormt een sterke impuls voor een nieuwe maakindustrie voor zonnepanelen voor gebruik in eigen land en in Europa. Daarmee draagt het SolarNL programma bij aan de energietransitie én de energieonafhankelijkheid van Nederland en de Europese Unie.

SolarNL programma

Doel van het project is de ontwikkeling én industrialisatie van drie innovatieve zonne-technologieën, die elk concurrerend zullen zijn op verschillende markten: 1) hoog-rendements silicium “heterojunctie” zonnecellen, 2) flexibele zonne-folies op basis van het nieuwe materiaal perovskiet en 3) op maat gemaakte zonne-producten voor integratie in gebouwen en automotive toepassingen en “tandem-zonnecellen” met een nog verder verbeterd rendement.

Grote toegevoegde waarde door publiek een private investeringen

De totale begroting van SolarNL bedraagt 898 miljoen euro, waarvan 586 miljoen euro door private financiering wordt gedekt. De Groeifonds-toekenning is 312 miljoen euro. Invest-NL krijgt vanuit de Groeifondsaanvraag eveneens 100 miljoen euro in beheer die als lening een impuls kan geven aan de ontwikkeling van de markt in Nederland.

Het SolarNL-programma leidt tot een verwachte toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie van 500-700 miljoen euro/jaar in 2031 en cumulatief 20-25 miljard euro in 2050. Daarnaast zal de lokale productie van zonne-producten grote maatschappelijke baten opleveren, zoals het behalen van de nationale klimaatdoelstellingen in 2030 en 2050 en de versterking van de strategische autonomie voor onze energievoorziening.

Breed consortium van bedrijven en kennisinstellingen

SolarNL wordt uitgevoerd door een consortium van negen Nederlandse zontechnologie-bedrijven, Solarge, MCPV, HyET Solar, Compoform, Exasun, Energyra, Lightyear Layer, IM Efficiency, Taylor, NWO-Instituut AMOLF, zes universiteiten (Amsterdam, Delft, Eindhoven, Groningen, Twente, Utrecht), TNO en drie hogescholen (Hanzehogeschool, Saxion, Zuyd). Daarnaast zal een groot aantal bedrijven en instellingen profiteren van het nieuwe ecosysteem dat met SolarNL wordt opgebouwd; ruim 50 bedrijven en instellingen hebben het programmavoorstel bij de indiening ondersteund. Het programma kent open calls van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) die het voor partijen mogelijk maken later bij het programma aan te sluiten. Het programma-management wordt gehuisvest bij NWO-instituut AMOLF in Amsterdam.

Het Ministerie van EZK ondersteunt SolarNL met het oog op de voorziene positieve bijdrage aan de energietransitie, het behalen van de klimaatdoelstellingen en de opbouw van duurzaam Nederlands verdienvermogen.

Beeld: artist impression van een nieuwe solar fabriek – Si HJT cell factory

[ad_2]

Source link