[ad_1]

Tata Steel gaat met ingang van dit jaar Zeremis® Carbon Lite-staal leveren aan Wuppermann, BILSTEIN, EMW Stahl Service en Arania. Zeremis Carbon Lite is staal met een toegekende CO2-reductie tot 90%1). Door het gebruik van CO2-arm staal kunnen klanten van deze staalverwerkers, waaronder grote spelers in de auto-industrie en industriële markten, groenere eindproducten maken zoals keukens, robotopslagsystemen en personenauto’s.

“Dit zijn strategische deals met enkele van onze jarenlange klanten en we zijn er trots op om met samen met hen de gezamenlijke reis naar CO2-neutraliteit te maken,” zegt Hans van den Berg, CEO van Tata Steel Nederland.

“Door de jaren heen is een samenwerking met Wuppermann, BILSTEIN, EMW Stahl Service en Arania ontstaan waardoor we in grote openheid het gesprek konden aangaan over manieren om hun scope 3-emissies verder te verminderen en gezamenlijke duurzaamheidsstrategieën te realiseren. We kunnen klanten nu al een aanzienlijke hoeveelheid hoogwaardig CO2-arm staal  leveren en we streven ernaar tegen 2030 grote hoeveelheden hoogwaardig groen staal te kunnen leveren, als we onze eerste DRI-installaties en elektrische ovens (REF) in gebruik nemen.”

Transformatie naar een toonaangevende producent van schoon, groen en circulair staal

Tata Steel Nederland is een van Europa’s toonaangevende staalproducenten en de staalfabriek in IJmuiden behoort sinds 2013 tot de beste 10% in CO2-efficiëntie van de industrie. De CO2-intensiteit van het in IJmuiden geproduceerde staal ligt ongeveer 7% onder het Europese gemiddelde en bijna 19% onder het wereldwijde gemiddelde. De staalfabriek is daardoor een van de meest CO2-efficiënte staalfabrieken in de wereld.

Onlangs heeft Tata Steel Nederland zijn klimaatstrategie herzien en zijn ambities aangescherpt. Het bedrijf wil in 2030 circa 35 tot 40% minder CO2 uitstoten en in 2045 volledig CO2-neutraal zijn. In heel Europa worden op Tata Steel-locaties CO2-reducerende maatregelen genomen, waaronder de overstap in IJmuiden naar staalproductie op basis van groene waterstof.

Als onderdeel van de nieuwe klimaatstrategie verkoopt het staalbedrijf sinds juli 2022 CO2-arm staal onder de merknaam Zeremis. De lagere CO2-intensiteit is gebaseerd op CO2-besparingen die Tata Steel Nederland heeft gerealiseerd en is geverifieerd door het onafhankelijke verificatiebureau DNV. In de nabije toekomst zullen meer groene Zeremis-staalproducten volgen, bijvoorbeeld staal met een hoger gehalte aan gerecycled materiaal. Ook biedt Tata Steel sinds kort zijn klanten de mogelijkheid om principeakkoorden te sluiten voor de levering van Zeremis groen staal, wat geleverd kan worden zodra de staalfabriek overschakelt op de productie van staal op basis van groene waterstof.

1) Dit is de maximale vermindering voor de som van de scope 1-, 2- en 3-emissies. Voor de som van scope 1- en 2-emissies betekent het een reductie van 100%.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Electriq, specialist in innovatieve waterstofopslag, en Zenith Energy Terminals, dat brandstof en energiedragers opslaat en verwerkt, kondigen vandaag aan ’s werelds eerste waterstofpoederfabriek te gaan bouwen. De Electriq Powder productiefaciliteit zal in de Port of Amsterdam komen te staan.

Electriq Powder werkt als dagelijkst gebruikt waspoeder. Het is een vorm van waterstof die de opslag, transport en het gebruik ervan in last mile, off-grid en back-up toepassingen vereenvoudigt. Ten opzichte van het gangbare waterstof in gas- of vloeibare vorm, biedt Electriq Powder superieure veiligheid en energiedichtheid. Het waterstofpoeder kan met behulp van gepatenteerde, compacte generatoren worden omgezet in elektriciteit.

Beide partners hebben een intentieverklaring getekend voor de bouw van de eerste poederfabriek ter wereld op de terminal van Zenith Energy in de haven van Amsterdam. Het poeder zal geproduceerd worden op basis van Groene Waterstof. De energie hiervoor wordt met windturbines van Zenith Energy opgewekt.

“Deze fabriek is de eerste ter wereld in zijn soort en zal onze klanten in de Benelux-markt bedienen”, zegt Baruch Halpert, Executive Chairman en CEO van Electriq. “Nederland is een early adopter van waterstof als de brandstof van de 21e eeuw, en we zien de Electriq Powder fabriek als een faciliterende schakel om dit op innovatieve, veilige en industriële wijze te benutten.”

“Dit project zal de weg verder vrijmaken voor Europa’s overstap naar schone, duurzame energie, door gebruik te maken van de kracht van onze Amsterdamse opslagterminal. Hiermee leggen we een sterke basis voor de nieuwe energie-industrieën en dragen we bovendien lokaal bij aan het creëren van nieuwe banen”, aldus Jeff Armstrong, CEO van Zenith Energy

“De Electriq Powder fabriek is een prachtig voorbeeld van de doorlopende energietransitie die plaatsvindt in onze haven, waarbij we toewerken naar het realiseren van een duurzame brandstof-hub.”, zegt Koen Overtoom, CEO van Port of Amsterdam. “We zijn blij om opkomende technologieën die in lijn met deze transitie opereren – zoals deze fabriek – te verwelkomen. Daarmee faciliteren we een intensiever gebruik van onze locatie en de samenwerkingen tussen verschillende partijen die actief zijn in het havengebied”.

Electriq werkt momenteel aan de verdere uitbreiding van de poederproductiecapaciteit door soortgelijke samenwerkingen op te zetten. Daarmee wordt verdere expansie naar internationale markten bevorderd.

Foto: Zittend, vanaf links: Baruch Halpert, Executive Chairman en CEO van Electriq; Ellen Ruhotas, Managing Director Nieuwe Energie bij Zenith Energy Terminals; Koen Overtoom, CEO Haven Amsterdam. Staand, vanaf links: Mark Hoolwerf, adjunct-directeur Haven Amsterdam Internationaal; Edu Meytal, VP Commercial en Sales, Electriq; Danny Webber, VP Business Development, Electriq; Gert-Jan Nieuwenhuizen, Managing Director Haven Amsterdam International, Haven Amsterdam; Ellen van der Veer, Senior Strategisch Adviseur Energietransitie, Haven Amsterdam

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Het kabinet wil de industrie stimuleren en ondersteunen om in Nederland haar processen te verduurzamen en daarmee voorkomen dat bedrijven uit Nederland vertrekken. Een van de middelen om dat te doen is de maatwerkaanpak, waarmee de grootste industriële uitstoters een extra stap kunnen zetten om sneller minder CO2 uit te stoten bovenop het Klimaatakkoord en daarnaast bij te dragen aan een gezonde en veilige leefomgeving. Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) meldt vandaag mede namens staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) de voortgang over de maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters.

Naar een schone industrie

De industrie zorgt direct en indirect voor meer dan een miljoen banen in Nederland en maakt noodzakelijke producten die we elke dag gebruiken. Denk aan medicijnen, voedselverpakkingen, windturbines en smartphones. De industrie is dus ontzettend belangrijk voor onze economie. Maar de industrie stoot met haar productieprocessen ook veel CO2 en andere stoffen uit. Daarom werkt het kabinet naar een schone industrie in 2050. Met de maatwerkaanpak van de Rijksoverheid kunnen de grootste industriële uitstoters een extra stap zetten om sneller minder CO2 uit te stoten en bij te dragen aan een gezonde en veilige leefomgeving. Met ondersteuning op maat kan de industrie tot 1,9 megaton minder CO2 uitstoten in 2030.

De maatwerkaanpak komt bovenop de CO2-reductie die al door andere maatregelen uit het Klimaatakkoord door de industrie wordt gerealiseerd. Bedrijven worden uitgedaagd zelf met ambitieuze plannen te komen om de CO2-uitstoot van hun eigen schoorsteen en elders in de keten te verminderen, en hun impact op de omgeving te verbeteren. Het beperken van de stikstofuitstoot wordt hier in meegenomen. Met maatwerk wil het kabinet de onzekerheden, obstakels en vertragende factoren rond verduurzaming zoveel mogelijk wegnemen. Bedrijven moeten wel een visie hebben op hun weg naar klimaatneutraliteit en circulariteit, zodat ze hun activiteiten nu en in de toekomst in Nederland kunnen blijven ontwikkelen. Door te investeren in innovatie en verduurzaming, werken we naar een schone basisindustrie in 2050 en voorkomen we dat bedrijven vertrekken.

Intentieverklaringen tot nu toe: circa 40% minder CO2 uitstoot

Om tot maatwerkafspraken met de industrie te komen, worden verschillende stappen gevolgd. Dat gebeurt zorgvuldig. Elk bedrijf werkt anders en het gaat bij het verduurzamen om grote aanpassingen en stevige investeringen voor de lange termijn. In een intentieverklaring (Expression of Principles) spreken bedrijven en overheid de doelen en voorwaarden af, dit is de basis voor de vervolgstappen. Deze worden concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vastgelegd in de overeenkomst (Joint Letter of Intent). Na advies van de onafhankelijke adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie worden deze afspraken verder in detail uitgewerkt tot juridisch bindende maatwerkafspraken.

Tot nu toe zijn er vier intentieverklaringen getekend, namelijk met staalbedrijf Tata Steel Nederland en chemiebedrijven Dow Benelux, Nobian en OCI. In totaal kunnen de ambities uit deze intentieverklaringen voor een totale CO2-vermindering van maximaal 9,1 megaton zorgen. Dat is ongeveer 40% van wat de industrie in 2030 in totaal aan CO2-uitstoot moet verminderen. Zo wil Nobian 10 jaar eerder CO2-neutraal zijn dan gepland: in 2030 in plaats van 2040. De verduurzamingsplannen van Dow kunnen voor 1,7 megaton CO2-reductie in 2030 zorgen. In de intentieverklaringen zijn ook doelen voor stikstofreductie en andere aspecten voor verbetering van de leefomgeving vastgelegd. Dow zal bijvoorbeeld met maatregelen komen om duurzamer met zoet water om te gaan.

Nationaal Programma Verduurzaming Industrie

De industrie sneller verduurzamen is een belangrijke taak. Met de intentieverklaringen die nu zijn gesloten, worden ambitieuze doelen gesteld die laten zien dat het mogelijk is extra en sneller te verduurzamen. Om de plannen om te zetten in haalbare projecten, moeten bepaalde knelpunten zoals energie-infrastructuur voortvarend aangepakt worden. Met het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie werkt het kabinet hier aan.

 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

De Dutch Green Building Council (DGBC) en Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen (SKBN) gaan vanaf dit jaar intensiever samenwerken voor de Paris Proof Ranking. Deze beoordeling van de Nederlandse bedrijventerreinen op hun energieprestaties in relatie tot de doelstellingen van het Parijse Klimaatakkoord uit 2015, wordt sinds 2020 jaarlijks gepresenteerd door Rienstra Beleidsonderzoek, ElbaRec en SKBN. De reden van de samenwerking is het verder uitwisselen van kennis om meer inzicht te krijgen in het energiegebruik van gebouwen en bedrijventerreinen, met het doel deze sector verder te verduurzamen.

De Paris Proof ambitie houdt in dat het energieverbruik van de gebouwde omgeving met twee derde omlaag moet ten opzichte van het huidige gemiddelde. Dat is een stevige maar noodzakelijke ambitie om in Nederland de doelen van het Parijse Klimaatakkoord te halen. Op verzoek van het bestuur van de SKBN is door Rienstra Beleidsonderzoek in 2021 en in 2022 een Paris Proof Ranking opgesteld, met behulp van actuele jaargegevens over het gebruik van aardgas en elektriciteit op bedrijventerreinen in respectievelijk 2020 en 2021.

Bedrijventerreinen zijn de grootste sector in de utiliteitsbouw qua oppervlak en energiegebruik, waar grote kansen liggen om energie te besparen en op te wekken. DGBC stimuleert vanuit het Paris Proof programma meerdere sectoren, waaronder bedrijventerreinen, om zich bewust te zijn van hun energiegebruik en om dit omlaag te brengen.

‘We zijn als SKBN erg verheugd met een verdere kennisuitwisseling met DGBC voor de Paris Proof Ranking’, zegt Theo Föllings, voorzitter van de SKBN. ‘De normering volgde natuurlijk al de definitie die de DGBC handhaaft, maar dat we dit nu samen kunnen oppakken maakt het extra waardevol. De beoordeling op werkelijk energiegebruik wordt daarmee een belangrijke normbepaling op gebouw-, en gebiedsniveau.’

 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

CWS Nederland heeft als eerste organisatie op het gebied van sanitaire hygiëne en bedrijfskleding niveau 5 van de CO2-prestatieladder behaald. De CO2-prestatieladder is een toonaangevend duurzaamheidsinstrument dat bedrijven en overheden stimuleert om CO2-uitstoot te reduceren. Dit is een belangrijke erkenning voor de duurzame initiatieven die CWS al jaren onderneemt.

Vooruit blijven kijken

De prestatieladder onderscheidt 5 niveaus, opklimmend van 1 naar 5. Hoe hoger het niveau, des te hoger de inspanning moet zijn om minder CO2 uit te stoten. Tot en met niveau 3 maakt een organisatie de uitstoot van de eigen organisatie inzichtelijk. Vanaf niveau 4 en 5 maakt een organisatie de CO2-uitstoot in de keten en sector inzichtelijk en heeft initiatieven ontwikkeld om CO2 te reduceren in de sector.

‘’We zijn enorm trots op het behalen van niveau 5’’, vertelt Thalia van Mensvoort, QESH manager Benelux bij CWS. ‘’Duurzaamheid is een belangrijk speerpunt van onze bedrijfsvoering. Het werken met de CO2-prestatieladder houdt ons scherp om ons te blijven verbeteren. Ons doel is om minimaal de certificatie niveau 5 te behouden en daadwerkelijk de geplande CO2-reductie van 50% in 2030 te behalen. Stilstaan is achteruitgaan, daarom we werken alweer aan mooie nieuwe duurzame stappen.”

Circular Cotton Cascade

De deelname van CWS in het samenwerkingsverband ‘’Circular Cotton Cascade’’ is één van de initiatieven die duidelijk hebben laten zien hoe CWS omgaat met participatie dat cruciaal is voor het behalen van hoogste trede. Samen met een aantal ketenpartners ontwikkelt CWS producten die gemaakt zijn van regeneratief katoen. Deze methode van productie zorgt niet alleen voor een volledige vermindering van de CO2-uitstoot ten opzichte van de productie van conventioneel katoen, maar levert ook een positieve impact aan mens en natuur.

Getoetst door onafhankelijke auditoren

De CO2-Prestatieladder is voor steeds meer bedrijven in diverse sectoren een belangrijke stimulans om duurzaam te ondernemen. Elk gecertificeerde organisatie wordt jaarlijks gecontroleerd door een onafhankelijke en geaccrediteerde certificerende instelling, die de resultaten toetst en het behaalde niveau toekend. CWS heeft hiervoor gekozen voor TÜV Nederland. Twee externe auditoren van TÜV hebben onder meer een bezoek gebracht aan de CWS-wasserijen, de logistieke depots en gesproken met het management en diverse medewerkers.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

As You Sow en Corporate Knights hebben onlangs de tiende update van de Carbon Clean200 gepubliceerd, een lijst van 200 beursgenoteerde bedrijven die onder hun branchegenoten de weg wijzen naar een toekomst met schone energie. Apple, Alphabet en Deutsche Telecom voeren de lijst aan. Er zijn opnieuw 6 Nederlandse ondernemingen opgenomen: Signify (98), AkzoNobel (101), KPN (113), Philips (139), STMicroelectronics (182) en ASM International (186). Gemiddeld 58% van de inkomsten van Clean200-bedrijven zijn geclassificeerd als schoon, nagenoeg gelijk aan vorig jaar. 

DE CLEAN200™-Methodologie

De Clean200 zijn de grootste 200 publieke bedrijven gerangschikt op basis van ‘duurzame’ energie-inkomsten. De ranglijst werd voor het eerst berekend op 1 juli 2016, en publiekelijk vrijgegeven op 15 augustus 2016, door Corporate Knights en As You Sow. De huidige lijst is bijgewerkt met gegevens tot en met 31 januari 2023.

De Clean200-bedrijven zijn gerangschikt op basis van hun geschatte groene inkomsten in Amerikaanse dollars. De dataset is ontwikkeld door de meest recente eindejaarsinkomsten van een bedrijf te vermenigvuldigen met de geschatte schone inkomsten, voornamelijk afkomstig van Corporate Knights Research. Om in aanmerking te komen, moet een bedrijf meer dan 10% van zijn totale inkomsten uit schone bronnen halen.

De Clean200 maakt gebruik van negatieve screening. Het sluit alle olie- en gasbedrijven uit, alle nutsbedrijven die minder dan 50% van hun energie uit groene bronnen halen, de top 100 kolenbedrijven gemeten naar reserves, de top 100 olie- en gasbedrijven gemeten naar reserves, evenals alle fossiele brandstofbedrijven, de meerderheid fossiel gestookte nutsbedrijven, pijplijn- en olievelddienstenbedrijven, en andere fossiele brandstof-gerelateerde bedrijven die gescreend zijn op As You Sow’s Fossil Free Funds. Daarnaast sluit de Clean200 wapenbedrijven uit, inclusief grote militaire wapenproducenten die voorkomen op de SIPRI Top 100 lijst van wapenproducenten en militaire diensten, evenals clustermunitie, nucleaire wapens, en civiele wapenproducenten die gescreend zijn op As You Sow’s Weapon Free Funds. De Clean200 sluit ook palmolie-, papier/pulp-, rubber-, hout-, rundvlees- en sojaproducenten uit die gescreend zijn op As You Sow’s Deforestation Free Funds, bedrijven die gebruik maken van kinderarbeid of dwangarbeid, en bedrijven die zich bezighouden met negatieve klimaatlobbying.

[ad_2]

Source link

Met de hoge gasprijzen zoeken steeds meer mensen naar manieren om op hun energierekening te besparen. Een populaire oplossing is om de verwarming lager te zetten en alternatieve manieren te gebruiken om de woning te verwarmen. Infrarood verwarming is daarbij populairder dan ooit.

Infrarood verwarming werkt anders dan traditionele verwarmingssystemen. In plaats van de lucht in de ruimte te verwarmen, verwarmen infrared heating panels direct de objecten en mensen in de ruimte. Dit zorgt voor een snellere en efficiëntere manier van verwarmen, met als bijkomend voordeel dat er minder energie verbruikt wordt.

Andere populaire manieren

Naast infrarood verwarming zijn er nog andere populaire manieren om de woning te verwarmen zonder de gasrekening de hoogte in te laten schieten. Zo kiezen steeds meer mensen voor pelletkachels, waarbij houtpellets als brandstof worden gebruikt. Ook elektrische verwarming is in opkomst, met name warmtepompen en elektrische radiatoren.

Het voordeel van deze alternatieve verwarmingssystemen is dat ze op lange termijn kostenbesparend kunnen zijn. Hoewel de aanschafkosten hoger kunnen zijn dan bij traditionele verwarmingssystemen, is de terugverdientijd vaak korter omdat er minder energie wordt verbruikt.

Duurzamer

Naast de financiële voordelen spelen ook duurzaamheidsoverwegingen een rol bij de keuze voor alternatieve verwarmingssystemen. Steeds meer mensen willen graag hun steentje bijdragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot en zoeken daarom naar duurzame oplossingen voor het verwarmen van hun woning.

Het gebruik van infrarood verwarming panels en andere alternatieve verwarmingssystemen past binnen deze trend van duurzaamheid. Door bewuster om te gaan met onze energiebronnen en te kiezen voor meer duurzame oplossingen, kunnen we niet alleen geld besparen maar ook een bijdrage leveren aan het terugdringen van de CO2-uitstoot.

Hoewel het belangrijk is om bewust om te gaan met ons energieverbruik en te kiezen voor duurzame oplossingen, is het ook belangrijk om te beseffen dat niet elk alternatief verwarmingssysteem geschikt is voor elke woning. Het is daarom verstandig om je goed te laten informeren en adviseren door een expert voordat je een keuze maakt voor een alternatief verwarmingssysteem. Zo kun je er zeker van zijn dat je kiest voor een systeem dat past bij jouw woning en jouw behoeften.

Infrarood verwarming is in ieder geval een veelbelovende optie die steeds meer mensen overwegen. Met de voordelen van efficiëntie, duurzaamheid en kostenbesparing kan het zeker een interessante keuze zijn voor wie op zoek is naar een alternatieve manier van verwarmen.

[ad_1]

Uit een studie geleid door onderzoekers van de Universiteit Antwerpen en het Catalaanse onderzoekscentrum rond ecologie en bosbeheer CREAF blijkt dat uitgestrekte natuurgebieden wereldwijd symptomen van destabilisatie vertonen, en dus op het punt staan ingrijpend te veranderen. Daarbij zou het vermogen van deze gebieden om koolstof vast te leggen in het gedrang kunnen komen.

Een studie die deze week gepubliceerd werd in het gerenommeerde vakblad Nature, wijst op duidelijke tekenen van destabilisatie van de koolstofopname in landecosystemen in grote delen van de wereld. Volgens de studie behoren het Middellandse Zeegebied, Zuidoost-Azië en de westkust van Noord- en Midden-Amerika tot de gebieden die het meeste risico lopen op destabilisatie. In het Middellandse Zeegebied kunnen abrupte veranderingen bossen omvormen tot struwelen met kreupelhout.

Het verschil tussen de opname en de uitstoot van CO2 in deze gebieden schommelt steeds meer, met sommige jaren sterke plantengroei (en dus hoge koolstofvastlegging) en andere jaren zwakke plantengroei (en lage koolstofvastlegging). De auteurs van het onderzoek waarschuwen dat deze toenemende variabiliteit wijst op de ontwrichting van ecosystemen, met abrupte veranderingen tot gevolg.

Bossen verworden tot struwelen

“Niet alleen de variabiliteit van deze ecosystemen neemt toe, maar ook hun ‘geheugen’, waarbij de koolstofopname in een bepaald jaar steeds positiever gerelateerd is aan de opname het jaar voordien. Zo is het alsmaar waarschijnlijker dat een lage koolstofopname gevolgd wordt door een nog lagere opname het jaar daarna”, zegt de hoofdauteur van de studie, Marcos Fernández, onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen en CREAF.

“Dit zijn duidelijke symptomen van destabilisatie van belangrijke ecosystemen, die abrupte veranderingen teweeg kunnen brengen in landschappen. In mediterrane ecosystemen kunnen bossen bijvoorbeeld verworden tot struwelen met kreupelhout, en dat is in het huidige klimaat een onomkeerbaar proces.”

De studie bevestigt dat de gebieden met het grootste risico op destabilisatie minder bosareaal en meer akkerland hebben, warmer zijn, en grotere temperatuurschommelingen kennen. Dat kan in verband staan met een toename van extreme weersomstandigheden, zoals hitte- en koudegolven. Tot deze risicogebieden behoren de westkust van Noord- en Midden-Amerika, het Middellandse Zeegebied, het oosten van Afrika, India, Pakistan en Zuidoost-Azië.

Voor deze studie werkte het onderzoeksteam met gegevens over de wereldwijde netto ecosysteemproductie voor de periode 1981–2018 van CAMS en CarboScope, twee wereldwijde atmosferische inversiemodellen. Ze gebruikten ook gegevens over de netto ecosysteemproductie van TRENDY, een verzameling van twaalf dynamische wereldwijde vegetatiemodellen.

Instabiliteit bemoeilijkt koolstofvastlegging

De studie toont aan dat het vermogen om koolstof vast te leggen de afgelopen jaren aangetast is in de regio’s met het grootste risico op destabilisatie, terwijl dat vermogen juist toegenomen is in gebieden waar de variabiliteit afgenomen is, zoals het Amazonegebied en delen van Midden- en Noord-Europa. “In de Amazone is er weliswaar koolstof verloren gegaan tijdens de onderzoeksperiode, maar de verliezen worden steeds kleiner omdat de capaciteit voor koolstofvastlegging van deze systemen groter wordt”, legt onderzoeker Josep Peñuelas van CREAF uit.

“De koolstofcyclus kunnen voorspellen is essentieel als we de klimaatverandering willen tegengaan, want landecosystemen vangen momenteel ongeveer een derde van alle menselijke koolstofuitstoot af. Als het vermogen om koolstof vast te leggen afneemt in deze gebieden, dan zullen we met z’n allen onze CO2-uitstoot nog sterker moeten gaan inperken”, zegt Sara Vicca (UAntwerpen), een van de auteurs van de studie.

“We weten nog niet of zulke abrupte veranderingen het klimaat of de koolstofvastleggingscapaciteit van planten zullen veranderen, maar in elk geval wordt het door de mogelijke destabilisatie van grote delen van de biosfeer veel moeilijker om voorspellingen te doen.”

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Wereldwijd stellen bedrijven ambitieuze milieu-, sociale en bestuursdoelstellingen (ESG) vast, maar slechts 6% voert op actieve wijze maatregelen uit om die doelstellingen te halen. De meeste bedrijven (53%) bevinden zich nog in een relatief vroeg stadium van ESG-transformatie en voeren basismaatregelen uit zoals het compenseren van koolstofemissies met CO2-certificaten. Dat zijn de bevindingen van de studie “ESG Empowered Value Chains 2025”, waarvoor PricewaterhouseCoopers (PwC) wereldwijd meer dan 900 executives heeft ondervraagd over de status quo van hun ESG-transformatie. De studie suggereert een algemeen gebrek aan urgentie om meer ingewikkelde en moeilijk meetbare inspanningen te ondernemen, zoals het herontwerpen van producten of het verbeteren van diversiteit en inclusie. Ondertussen maakt een kleine groep van volwassen ESG-Champions snel vorderingen om ESG-maatregelen in hun hele waardeketen op te nemen en zichzelf en hun leveranciers uiteindelijk duurzamer en concurrerender te maken.

Bedrijven onder toenemende druk

Bedrijven staan onder enorme druk. De gevolgen van COVID-19 en de oorlog in Oekraïne houden aan met verstoring van de toeleveringsketen, grondstoffentekorten en inflatie. Tegelijkertijd worden bedrijven door consumenten (inclusief werknemers), investeerders en toezichthouders steeds meer onder druk gezet om hun bedrijf om te vormen en te voldoen aan een groeiend aantal milieu- en sociale normen. 

“De ESG-transformatie kan in deze tijden overkomen als een extra last – de overgang is duur, veeleisend en complex”, zegt Hans-Jörg Kutschera, ESG Operations Lead bij Strategy&, het wereldwijde strategieadviesbureau van PwC. “Toch is het voor bedrijven van existentieel belang om de ecologische en sociale gevolgen van hun acties te kennen en hun activiteiten af te stemmen op ESG-normen. Dit geldt vooral voor bedrijven die op de kapitaalmarkt zijn georiënteerd.” Sommige beleidsmakers zien in het onderzoek ook de voordelen van een ESG-pioniersrol. Want net als bij digitalisering zijn de voordelen van de transformatie groter naarmate deze eerder plaatsvindt. “De pioniers konden snel leren van fouten en evolueren. Degenen die aarzelden, moeten nu veel investeren om hun achterstand in te halen. Het is beter om een ESG-Champion te zijn dan een volger”, zegt Kutschera.

ESG-kampioenen richten zich op snelheid, holisme en transparantie

De studie toont een belangrijke verschuiving in het denken over hoe het omvormen van activiteiten om te voldoen aan ESG-normen bedrijven uiteindelijk veerkrachtiger en concurrerender kan maken. Voor een kleine groep kampioenen (6%) betekent dit dat zij zwaar investeren en afzien van winst op korte termijn, om hun bedrijf op lange termijn duurzaam te maken. 

“ESG Champions hebben vergelijkbare kenmerken”, legt Stefan Schrauf, Operations leader bij PwC Duitsland, uit. “Ze zijn doorgaans groter met een omzet van meer dan 3 miljard euro. Ze zijn beter in het maken van plannen, het ondersteunen ervan met concrete maatregelen en het opvolgen ervan.” ESG Champions hebben gedetailleerde routekaarten voor de korte en lange termijn die het grootste deel van hun waardeketens bestrijken, evenals toezicht op mensenrechtenrisico’s, en robuuste, productspecifieke normen voor gebieden als bijvoorbeeld dierenwelzijn en de inkoop van grondstoffen. Meer dan 70% van hun producten en diensten zijn in overeenstemming met ESG-doelstellingen. Zij hebben ESG-doelstellingen en KPI’s gekoppeld aan bedrijfsdoelstellingen, en deze zijn opgesplitst in operationele functies en worden regelmatig gecontroleerd. 81% van de Champions zijn hun bedrijfsmodellen aanzienlijk aan het aanpassen, bijvoorbeeld door over te stappen op circulaire bedrijfsmodellen of door hun productportefeuilles aan te passen aan de ESG-doelstellingen. Ter vergelijking: slechts 15% van de andere bedrijven doet dit.

Champions zijn digitaal geavanceerder, met hogere niveaus van gegevenstransparantie en toegankelijkheid. 81% zegt dat hun ESG-gegevens volledig beschikbaar zijn en worden gebruikt voor de besluitvorming, vergeleken met slechts 13% van de andere bedrijven die hetzelfde zeggen. 

“Het lijkt erop dat ESG-Champions ook veerkrachtiger zijn wanneer ze geconfronteerd worden met ESG-uitdagingen”, zegt Schrauf. “Champions noemen gemiddeld 25% minder vaak uitdagingen die de implementatie tegenhouden, zoals kosten, toegang tot gegevens en onduidelijke zakelijke impact.” Volgens Stefan Schrauf lijken ze aanzienlijk minder last te hebben van kwesties die andere bedrijven grote zorgen baren, zoals onvoldoende steun van het topmanagement, een gebrek aan ESG-strategie en onduidelijke verantwoordelijkheden – slechts 13% van de Champions noemde deze uitdagingen tegenover ongeveer een kwart van de andere bedrijven. Voor Champions is hun grootste zorg onvoldoende toegang tot gegevens.

Geavanceerde digitalisering versnelt duurzame transformatie

De meeste bedrijven noemen problemen met onvoldoende IT, digitale oplossingen of toegang tot gegevens als belangrijke ESG-uitdagingen. Deze bevindingen zijn voorspelbaar aangezien de digitale capaciteiten van veel bedrijven nog in ontwikkeling zijn. Uit een andere recente studie van PwC blijkt dat 64% van de industriële productiebedrijven zich nog in een vroeg stadium van digitale transformatie bevindt. 

Uit de studie blijkt dat een hoge mate van digitalisering van vitaal belang is voor de uitvoering van ESG-maatregelen, met name wat betreft de gegevens die daarvoor nodig zijn. Deze gegevens moeten in het hele bedrijf betrouwbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn om de effecten en activiteiten effectief te monitoren, te volgen en te controleren. In dit verband vertrouwen pioniers meestal op moderne IoT-oplossingen om milieu-KPI’s in realtime te meten en de ecologische voetafdruk van hele fabrieken en van afzonderlijke machines en producten te bepalen. Bovendien kunnen analyses helpen om het energieverbruik te voorspellen. Technologie is ook de sleutel tot ESG-gerichte samenwerking met leveranciers en klanten in de hele waardeketen en is essentieel om te voldoen aan de toenemende rapportage-eisen. Hiaten in de digitalisering leiden snel tot een concurrentienadeel.

Opkomende kloof tussen kampioenen en anderen

Uit het onderzoek blijkt dat er een kloof aan het ontstaan is tussen bedrijven die snel handelen om ESG-normen breed toe te passen en bedrijven die dat niet doen. Terwijl sommigen snel handelen en ESG-normen op brede basis invoeren, blijven degenen die alleen het minimum overeenkomen ver achter. Als kampioenen zich richten op gebieden als geavanceerde tracking en samenwerking met leveranciers, verbeteren ze hun hele waardeketen, waardoor het moeilijker wordt om te concurreren met bedrijven die deze maatregelen niet hebben genomen. “Hoewel de ESG-transformatie het concurrentievermogen van bedrijven op korte termijn kan aantasten door stijgende kosten, wegen de voordelen op lange termijn zwaarder dan de nadelen”, zegt Dr. Hans-Jörg Kutschera. “Deze omvatten meer transparantie in toeleveringsketens, lagere energiekosten, lagere materiaalkosten, een innovatievoorsprong en, als gevolg daarvan, een grotere belangstelling van investeerders. Bedrijven die achterblijven, kunnen die achterstand binnenkort misschien niet meer inhalen.”

[ad_2]

Source link

[ad_1]

De burgemeester van Utrecht, Sharon Dijksma, opende vandaag op het Jaarbeursplein in Utrecht de Nederlandse communicatieportal voor Global We for Climate Action. De portal staat in live verbinding met portals in 25 andere landen en is bedoeld om mensen met elkaar in gesprek te laten gaan over het klimaat.

Dezelfde problemen, andere omstandigheden

Burgemeester Dijksma ging live in gesprek met klimaatactivisten via de portal in Mumbai. Dit deed zij samen met cabaretier en klimaatactivist Dolf Jansen en Aniek Moonen, voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging.

Aniek Moonen, voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging: “Heel bijzonder om levensecht en rechtstreeks met mensen in Mumbai in gesprek te gaan en te ontdekken dat we met dezelfde problemen te maken hebben. Dat terwijl we in werkelijkheid duizenden kilometers van elkaar vandaan zijn. We hadden het bijvoorbeeld over hun probleem met de enorme vervuiling van de rivieren door wegwerpplastic; datzelfde probleem moeten wij hier ook tackelen. Door oplossingen te delen, kunnen we problemen effectiever oplossen.”

Nederland in de frontlinie van klimaatverandering

Global We for Climate Action is een programma van The Museum for the United Nations / UN-live en wordt ondersteund door IKEA Foundation. Doel van het programma is mensen die aan de frontlinie van de klimaatverandering staan, een podium te geven in het internationale klimaatdebat.

Het klinkt misschien gek dat een land als Nederland als een van de landen in de frontlinie van klimaatverandering gezien wordt. Maar ook ons land, waarvan 26% onder zeeniveau ligt, is kwetsbaar voor klimaatverandering.

Per Heggenes, CEO van IKEA Foundation: “Iedereen op onze planeet heeft te maken met klimaatverandering. De portals zorgen dat zoveel mogelijk ‘gewone’ mensen met elkaar in gesprek kunnen gaan en hun zorgen en ideeën kunnen delen. We willen al die verschillende stemmen laten horen en laten meetellen in de aanpak van klimaatverandering.”

Het grootste gesprek over klimaatverandering

Deelnemers uit Mumbai in gesprek met Dolf Jansen en Aniek Moonen over wat zij merken van klimaatverandering in hun omgeving en wat zij daaraan doen. (foto Stijn Rademaker/ Global We for Climate Action)

Nederland is de 23e portal die is aangesloten op het Global We for Climate Action netwerk. Andere landen met een portal zijn onder meer Barbados, Brazilië, Colombia, Indonesië, Irak, Mali, Mexico, Nigeria, Palestina, Polen en Zuid-Afrika.

Molly Fannon, CEO van UN-live: “Global We gaat over het samenbrengen van zoveel mogelijk mensen, vanuit alle lagen van de samenleving en wereldwijd, in het gesprek over klimaatverandering. Klimaatleiders vind je overal ter wereld en die in Nakivale, Oeganda, zijn net zo belangrijk als die van formele leiders in Den Haag of New York.”

Dagelijks vinden er live connecties tussen de portals plaats. Tot eind april 2023 worden honderden gesprekken vanaf de 25 locaties opgenomen en geanalyseerd. Gespreksbegeleiders van de portals werken hierin samen met een team van non-profitorganisatie Cortico, MIT CCC (Center for Constructive Communication) en het team van UN-live.

En natuurlijk afscheid nemen met een selfie! (foto Stijn Rademaker/ Global We for Climate Action)

Locatie en programma

De Global We-portal in Utrecht staat tot 1 maart op het Jaarbeursplein en verhuist daarna naar het Berlijnplein in Leidse Rijn (Utrecht). Meer informatie over deelname is te vinden op Museum for the United Nations – Join the Global We – https://www.museumfortheunitednations.com/globalwe

 

Foto bovenaan: Met een brede zwaai openen burgemeester Sharon Dijksma en cabaretier Dolf Jansen de Nederlandse Global We-portal voor Aniek Moonen, voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging. De portal staat nog tot 1 maart op het Jaarbeursplein en verhuist daarna naar het Berlijnplein in Utrecht. Vlnr Per Heggenes, Molly Fannon, Sharon Dijksma, Dolf Jansen en Aniek Moonen. (foto Stijn Rademaker/ Global We for Climate Action)

[ad_2]

Source link

Berichten paginering