[ad_1]

De meerderheid van de Nederlanders is bereid om impactvolle duurzame stappen te zetten, maar het daadwerkelijke gedrag blijft achter. Opvallend is dat veel Nederlanders elkaars bereidheid om duurzaam te leven onderschatten, wat gedragsverandering belemmert. Dat blijkt uit de Monitor Duurzaam Leven 2025 van Milieu Centraal, uitgevoerd onder ruim 4.000 Nederlanders. Daardoor blijft jaarlijks minimaal 1,9 megaton aan CO₂-reductie onbenut. Het huidige tempo van gedragsverandering is te laag om de klimaatdoelen voor 2030 te halen, vooral bij verminderen autobezit, elektrisch rijden en vleesconsumptie. Dat is zorgelijk, want alleen technologische innovatie en verduurzaming van de industrie zijn onvoldoende om de doelstellingen te bereiken. Milieu Centraal stelt dat focus op brede gedragsverandering noodzakelijk is: duurzame keuzes moeten de makkelijkste én goedkoopste optie worden. Dat vraagt om systeemverandering: overheid en bedrijfsleven zijn aan zet. Nieuw in de Monitor zijn inzichten in woningverduurzaming en netcongestie.

Op donderdag 27 november presenteert Milieu Centraal de Monitor Duurzaam Leven 2025. Tijdens de bijeenkomst in Nieuwspoort worden de belangrijkste uitkomsten toegelicht en gaan Ika van de Pas (Milieu Centraal), Afke van Rijn (IenW), Michel Heijdra (KGG), Jan van Beuningen (VRO), Geerte Paradies (TNO), Klaske Kruk (Circularities; Nederlandse Vereniging Circulaire Economie), Dennis van den Berg (Bol) en Judith Roumen (Milieu Centraal) met elkaar in gesprek over de inzichten en de gevolgen voor beleid, praktijk en samenleving.

Onbenut potentieel: Nederland wil wel, maar barrières houden gedragsverandering tegen

Milieu Centraal voert de Monitor Duurzaam Leven tweejaarlijks uit in samenwerking met Motivaction. Meer dan 4.000 Nederlanders deden dit jaar mee aan het onderzoek door vragen in te vullen over hun gedrag, keuzes en bereidheid rond energie, mobiliteit, voeding en spullen. Uit de nieuwste editie van de Monitor Duurzaam Leven blijkt dat verduurzaming te langzaam gaat. Hoewel steeds meer mensen hun woning verduurzamen vlakt het tempo van deze groei af. De stappen die tussen 2021 en 2025 zijn gezet, zijn niet genoeg om de klimaatdoelen in 2030 te kunnen halen. Veel mensen doen wel kleinere duurzame handelingen, zoals afval scheiden en verpakkingen met statiegeld inleveren, maar keuzes met grote klimaatwinst, zoals: weinig vlees eten, minder vliegen of overstappen op elektrisch rijden, zijn nog geen meerderheidsgedrag.

Tegelijkertijd laat het onderzoek zien dat er voor veel duurzame keuzes een groot draagvlak is: de meerderheid van de Nederlanders staat open voor driekwart van de impactvolle keuzes die mensen kunnen maken, terwijl gemiddeld zo’n 20% van die duurzame keuzes ook daadwerkelijk wordt gemaakt. Er ligt dus een aanzienlijk gat tussen willen en doen. Uit de Monitor Duurzaam Leven blijkt tevens dat de meeste Nederlanders eerder voor strenge maatregelen vanuit de overheid zijn dan tegen, ook als dat hen zelf raakt. Als het bestaande draagvlak wel wordt benut, kan dit een enorme CO₂-reductie van jaarlijks minimaal 1,9 megaton opleveren. Dit is vergelijkbaar met de besparing wanneer iedereen elke dag 6 minuten minder lang doucht. Hiervoor zijn systeemveranderingen noodzakelijk, waaronder het wegnemen van belemmeringen en het normaliseren van duurzaam gedrag.

Formatie aan zet

Ika van de Pas, directeur-bestuurder van Milieu Centraal, vertelt: “Er is echt werk aan de winkel. Nederland wil wel en móét wel. Praktische en structurele belemmeringen houden echter verandering tegen. Zo zijn duurzame keuzes nog te vaak duur of ingewikkeld. Het is nu aan de politiek en het bedrijfsleven om duurzame keuzes logisch en makkelijker te maken. Duurzaam leven moet zichtbaar vanzelfsprekend worden. Zodra een kritieke minderheid duurzaam gedrag omarmt, volgt de rest vaak snel: zo’n sociaal kantelpunt kan de omslag versnellen, en systeemveranderingen zijn nodig om zo’n kantelpunt haalbaar te maken.”

Hardnekkige drempels in transitie naar duurzame mobiliteit en voeding

Vooral binnen de transitie naar duurzame mobiliteit en voeding ervaren mensen hardnekkige drempels. Minder vliegen en afscheid nemen van de benzine- of dieselauto blijven lastig. Ook al nam het aantal vegetariërs en veganisten eerder toe, de afgelopen twee jaar daalt het weer en blijkt één vleesdag per week een brug te ver. Het aantal mensen dat vlees mindert tot 3 à 4 dagen (flexitariërs) lijkt wel gegroeid de afgelopen jaren. Tegelijk groeit ook het aantal mensen dat kiest voor refurbished producten, milieuvriendelijke meubels of dat langer doet met de smartphone.

Sociaal kantelpunt: zichtbaar maken van stille meerderheid

De overgang naar een duurzame samenleving is niet alleen een technische opgave, maar ook een sociale. De monitoring toont inmiddels al sinds 2021 aan dat er in de meerderheid draagvlak is om duurzamere keuzes te maken, maar in de meting van 2025 blijkt dat elkaars bereidheid hiervoor fors wordt onderschat. Dit kan leiden tot self-silencing: mensen houden hun duurzame voorkeuren voor zich, uit de misvatting dat minder anderen ervoor open zouden staan. Deze misperceptie werkt als een rem op gedragsverandering: als mensen denken dat anderen niet meedoen, voelen ze minder de neiging om zelf stappen te zetten. “Om de klimaatdoelen samen te behalen is het nodig dat duurzaam leven onze norm is”, aldus Ika van de Pas.

Judith Roumen, strategisch gedragsonderzoeker bij Milieu Centraal, vertelt: “Veel mensen willen duurzamer leven, maar zijn bang dat ze ‘de enige’ zijn. Daardoor houden mensen hun duurzame voorkeur vaak stil, wat de inschatting dat anderen niet bereid zijn tot verandering in stand houdt. We leven zo met elkaar in een valse realiteit waarin het lijkt alsof er weinig draagvlak is, terwijl de meerderheid juist positief staat tegenover duurzamer leven. Door de stille meerderheid zichtbaar te maken, kunnen we gedragsverandering versnellen.

Nieuwe inzichten in woningverduurzaming en netcongestie

De Monitor Duurzaam Leven 2025 bevat nieuwe modules ten opzichte van de meting in 2023 over onder andere woningverduurzaming en netcongestie. Er is in kaart gebracht wat het gedrag en draagvlak van huiseigenaren is om hun woning vergaand te verduurzamen met een pakket aan maatregelen, in plaats van losse stappen. De resultaten tonen per woningtype en maatregel waar kansen liggen en waar drempels worden ervaren. Voor het eerst is ook gekeken naar zorgen over het volle stroomnet. Het blijkt dat een ruime meerderheid bereid is om hun energieverbruik hieraan aan te passen: zo’n 70% staat open om apparaten buiten piekmomenten te gebruiken en ongeveer 60% van de elektrische-autobezitters staat open om de auto buiten piektijden te laden. Dit biedt kansen voor versnelling van de energietransitie.

 

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Bijna alle bedrijven met duurzame energieprojecten zijn (zeer) bezorgd over het feit dat er vanaf 2027 geen budget meer is gereserveerd voor de SDE++-regeling. Driekwart van de bedrijven verwacht dat de ontwikkeling van nieuwe duurzame energieprojecten halveert of zelfs stil komt te liggen. “Nederland dreigt hierdoor heel veel oranje-groene energie en economische kansen mis te lopen en langer afhankelijk te blijven van fossiele import uit onbetrouwbare landen. Terwijl stabiel beleid bedrijven juist vleugels geeft,” zegt Olof van der Gaag, voorzitter van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE), die een inventarisatie onder bedrijven uitvoerde. De NVDE roept de formerende partijen op om de eerdere bezuiniging van 1 miljard euro op de SDE++-regeling terug te draaien. 

De NVDE pleit voor snelle besluitvorming door een nieuw kabinet. “De SDE++ is het fundament onder het belangrijkste dat bedrijven nodig hebben om duurzame projecten te realiseren: beleidszekerheid. We dringen erop aan dat een nieuw kabinet Nederland vooruithelpt met consistent beleid en vanaf 2027 voor langere termijn geld reserveert voor de SDE++. Dat is nodig voor onze onafhankelijkheid, ons investeringsklimaat en voor grip op de energierekening van huishoudens en bedrijven,” zegt Van der Gaag.

SDE++ zorgt voor oranje-groene energie

De SDE++ is de drijvende kracht achter onze oranje-groene energie: schone energie van Nederlandse bodem. In 2024 werd bijvoorbeeld bijna de helft (163 PJ) van alle hernieuwbare energie (358 PJ) in Nederland geproduceerd met SDE-subsidie, zo blijkt uit cijfers van CBS en RVO. Die hernieuwbare energie heeft gezorgd voor een lagere energierekening: Nederland heeft er ongeveer 18 miljard euro aan kosten mee bespaard. En de prijspiek tijdens de Oekraïnecrisis zou nog veel hoger zijn geweest als we geen hernieuwbare energieproductie hadden gehad. De subsidierechten van bestaande projecten zijn overigens goed geborgd in de SDE; het probleem zit in de mogelijkheid om voor nieuwe projecten SDE te krijgen.

Afblazen van projecten

Duurzame energieprojecten hebben vaak lange voorbereidingstijden. Daarom is budgetzekerheid over meerdere jaren nodig. Uit de recente inventarisatie van de NVDE blijkt dat het ontbreken van perspectief op subsidie vanaf 2027 nu al leidt tot uitstel van investeringen, afblazen van projecten en financieringsproblemen. Hoewel veel projecten het merendeel van hun inkomsten halen uit de verkoop van hernieuwbare energie stellen banken een SDE++-beschikking vaak als voorwaarde voor financiering. Zonder deze zekerheid verslechtert het investeringsklimaat in rap tempo.

Voor zomer 2026 duidelijkheid nodig

Naast de zorgen over de voortgang van eigen projecten, maakt driekwart van de bedrijven zich ook ernstige zorgen over de bredere impact op de energietransitie in Nederland. De kans is reëel dat de verduurzaming van de energievoorziening flinke vertraging oploopt. In 2026 is er nog wel SDE++-budget beschikbaar. Meer dan de helft van de bedrijven geeft aan dat zij uiterlijk in de eerste helft van 2026 duidelijkheid nodig hebben over subsidiemogelijkheden voor 2027, om investeringen op koers te houden. De NVDE roept bedrijven op om in elk geval tot dit moment gewoon door te gaan met het voorbereiden van hun projecten zodat er geen onnodige vertraging optreedt.

In de doorrekeningen van de verkiezingsprogramma’s van potentiële coalitiepartijen D66, VVD, GL-PvdA en CDA is te lezen dat ze structureel 200 tot 800 miljoen euro uittrekken om duurzame energie te stimuleren door middel van de SDE++-regeling of subsidies. Alleen JA21 wil de SDE++ afschaffen.

Inventarisatie

De NVDE inventariseerde de gevolgen van het stoppen van de SDE++-regeling vanaf 2027, voor bedrijven uit haar achterban. Ook bij de NVDE aangesloten brancheorganisaties en VNO-NCW deelden de enquete met hun leden. Ze interviewde ook een achttal bedrijven die hun energieprojecten zien sneuvelen door het stoppen van de subsidie.

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de Nederlandse luchtvaartsector de klimaatdoelen voor 2030 haalt. De doelstellingen voor de jaren erna zijn onzeker. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van CE Delft in opdracht van Natuur & Milieu. De uitstoot van vliegtuigen mag in 2030 niet hoger zijn dan in 2005, maar volgens de nieuwste prognoses komt de sector daar ver bovenuit. Terwijl vrijwel alle andere sectoren hun uitstoot ten opzichte van 1990 hebben verlaagd, neemt de klimaatimpact van de luchtvaart juist toe.

De Nederlandse politiek heeft de luchtvaart de afgelopen jaren meer ruimte gegeven dan andere sectoren. De afspraken voor de sector uit het Akkoord Duurzame Luchtvaart (2020) zijn namelijk niet wettelijk bindend en de reductiedoelen blijven ver achter bij die van andere sectoren zoals landbouw, industrie en vervoer. Bovendien krijgt de luchtvaart meer tijd dan andere sectoren.

Aandeel luchtvaart in klimaatverandering neemt toe

Het onderzoek brengt berekeningen uit verschillende overheidsstudies samen, waaronder de Klimaat en Energieverkenning 2024 en Welvaart en Leefomgeving 2025. Daaruit blijkt dat de luchtvaart in 2030 naar verwachting ruim een halve megaton CO2 méér uitstoot dan afgesproken. Dat staat ongeveer gelijk aan de jaarlijkse uitstoot van zo’n 300.000 benzineauto’s. Het gevolg daarvan is dat het aandeel van de luchtvaart in de totale uitstoot van Nederland groeit van 1,7% in 1990, naar 7,2% in 2030. Daarbij is rekening gehouden met trends als inzet van zuinigere toestellen, Europese klimaatwetgeving, maar ook het gebruik van steeds grotere vliegtuigen.

Invoer CO2-plafond als stok achter de deur

De onderzoekers laten zien dat de invoering van een CO2-plafond per luchthaven zekerheid kan bieden dat de doelen wél worden gehaald. Zo’n plafond legt een maximale hoeveelheid CO2-uitstoot vast. De sector blijft vrij om zelf te bepalen hoe zij deze reductie bereikt. Door de val van het kabinet Schoof is de voorgenomen  invoering van het CO2-plafond sterk vertraagd, het wetsvoorstel moet nog in consultatie. ‘Een CO2-plafond is een noodzakelijke waarborg: als bestaande maatregelen voldoende opleveren, gebeurt er niets. Maar als de uitstoot toch oploopt moet de sector bijsturen. Dat geeft duidelijkheid aan de overheid, samenleving en de sector zelf’, aldus Bert van Mourik, programmaleider luchtvaart Natuur & Milieu.

Vliegbelasting op lange vluchten verhogen

Daarnaast laat het onderzoek zien dat een verhoging van de vliegbelasting voor middellange en lange vluchten (met respectievelijk circa 21 euro en 37 euro bovenop het voorgenomen beleid) voldoende kan zijn om het doel voor 2030 binnen bereik te brengen. Verschillende politieke partijen pleitten hier recentelijk ook voor in hun verkiezingsprogramma’s. Van Mourik: ‘Het nieuwe kabinet heeft nu de kans om duidelijkheid te geven. Door het CO2-plafond vast te leggen en de vliegbelasting gericht aan te passen komen de klimaatdoelen weer in zicht. Zo behoudt de sector de ruimte om te ondernemen, maar krijgt de samenleving ook zekerheid dat deze sector een eerlijke bijdrage levert aan het veilig houden van ons land tegen klimaatverandering.’

Bron: Natuur & Milieu

[ad_2]

Source link

[ad_1]

De Nederlandse plastic recyclingsector staat onder druk. Hoewel de ambities voor een volledig circulaire economie in 2050 hoog zijn, houden veel plastic recyclingbedrijven het hoofd niet boven water. In opdracht van Invest-NL onderzocht ORCA aan de hand van de casus van Umincorp of en hoe carbon credits een nieuw verdienmodel kunnen bieden voor plastic recyclers.

De Nederlandse plastic recyclingsector kampt met hoge kosten en lage opbrengsten. Gerecycled plastic moet concurreren met goedkoop nieuw plastic, waardoor veel innovatieve bedrijven moeite hebben om te overleven. Tegelijkertijd is recycling cruciaal voor het behalen van klimaatdoelen: het voorkomt CO₂-uitstoot en bespaart grondstoffen.

Carbon credits als oplossing

Carbon credits – verhandelbare certificaten voor vermeden CO₂-uitstoot – kunnen een aanvullend verdienmodel bieden. Door de reductie van CO₂-uitstoot te certificeren, kunnen bedrijven carbon credits verkopen op de vrijwillige koolstofmarkt. Dit kan extra inkomsten genereren en daarmee investeren aantrekkelijker maken.

De casus van Umincorp toont dat deze credits in potentie het verschil kunnen maken, mits certificering en markttoegang op tijd geregeld zijn. Zonder garanties op afzet blijft het echter onzeker, omdat de markt voor carbon credits nog klein is. Het rapport adviseert dan ook om certificering vroegtijdig te beginnen en de overheid een tijdelijke rol als koper of voorfinancier te laten spelen. Zo ontstaat een volwassen markt en wordt plastic recycling rendabel.

Meerdere routes naar een rendabele sector

Invest-NL ziet carbon credits als kans om kapitaal in beweging te brengen voor circulaire innovaties. Dit onderzoek bouwt voort op eerdere verkenningen naar verwaarding van klimaatprestaties en structurele kostenverlaging in de plastic recyclingsector. Samen laten deze studies zien dat er meerdere routes zijn om de businesscase van recyclers te verbeteren: kostenreductie én nieuwe verdienmodellen.

“We roepen recyclers, beleidsmakers en investeerders op om samen te werken aan methodiekontwikkeling en marktgroei. Zo verstevigen we het verdienvermogen van plastic recyclers én versnellen we de transitie naar een klimaatneutrale economie.”

Bron: Invest-NL

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Return Carbon, een toonaangevend Nederlands projectontwikkelings- en investeringsbedrijf in koolstofmarkten, kondigt in samenwerking met het Permian Energy Development Lab (PEDL) met trots de Trinity Campus aan – een testbed voor Direct Air Capture (DAC) en koolstofopslag in het Permian Basin. Dit baanbrekende initiatief zal opkomende DAC-technologieën valideren onder realistische veldomstandigheden.

Deze mijlpaal markeert niet alleen een innovatief gebruik van energietechnologie, maar ook een bredere verschuiving naar geïntegreerde energie-infrastructuur, geworteld in een van ’s werelds belangrijkste energieproducerende regio’s.

De Trinity Campus wordt mogelijk gemaakt door een samenwerking met Roosevelt Resources, een energieproducent met een lange geschiedenis in het Permian Basin.

Een baanbrekend energie-innovatiecentrum

Het Permian Integrated Energy System (PIES) is een vlaggenschipinitiatief van PEDL, een non-profitconsortium dat in 2023 werd opgericht om innovatie op het gebied van energie, personeel en economische ontwikkeling in het Permian Basin te versnellen. PIES, gecentreerd op een terrein van 130 hectare in Yoakum County, Texas, is ontworpen om hernieuwbare energiebronnen, koolstofverwijdering, waterhergebruik en andere geavanceerde energietechnologieën te integreren in een uniform systeem – een model voor schaalbare, repliceerbare energie-infrastructuur. Wanneer energieprocessen worden geïntegreerd, gebruiken ze natuurlijke hulpbronnen efficiënter en produceren ze schonere energie.

“PEDL is bedacht om innovatie en implementatie te verbinden”, aldus Dr. Derek Adams, Managing Director van PEDL’s PIES-initiatief. “Door samen te werken met Return Carbon creëren we een proeftuin voor DAC-technologieën die het energielandschap van het Permian Basin en daarbuiten kunnen transformeren.” Maar PEDL is meer dan alleen een technologielaboratorium. De missie omvat de opleiding van werknemers, economische ontwikkeling en veerkracht van de gemeenschap – ervoor zorgend dat de voordelen van energie-innovatie ten goede komen aan de mensen en plaatsen die dit mogelijk maken.

De energieontwikkeling in het Permian Basin bevorderen

De Trinity Campus is ontworpen om in de eerste fase ongeveer 10.000 ton CO₂ per jaar af te vangen en op te slaan, en dient als basis voor grootschalige DAC-implementatie in het Permian Basin. Het project zal een gefaseerde ontwikkelingsaanpak volgen, waardoor bewezen technologieën van de Trinity Campus naadloos kunnen worden uitgebreid naar commerciële faciliteiten. De tweede fase van het project is ontworpen om jaarlijks tussen de 100.000 en 500.000 ton CO₂ af te vangen, waarbij de lessen uit de eerste fase worden geïntegreerd om efficiënte, verifieerbare koolstofverwijdering op grote schaal te bevorderen.

“De Trinity Campus is waar de volgende generatie koolstofafvangtechnologieën zich in de praktijk zullen bewijzen”, aldus Martijn Verwoerd, Managing Director van Return Carbon. “De markt beweegt zich van concepten naar commerciële prestaties, en het Permian Basin, in combinatie met het klimaat van Texas, biedt de perfecte basis om te valideren welke technologieën echt klaar zijn om op te schalen. Zo versnellen we echte, meetbare impact.”

Infrastructuurondersteuning en toekomstige ontwikkeling

‍PEDL en Roosevelt Resources werken samen om de activiteiten op de Trinity Campus te ondersteunen, waaronder de integratie van energie- en waterzuiveringssystemen op pilotschaal om het testen en demonstreren van opkomende technologieën mogelijk te maken. Roosevelt Resources ontwikkelt ook een innovatief initiatief voor verbeterde oliewinning (EOR) en koolstofvastlegging, dat naar verwachting zal dienen als de eerste opslagroute voor afgevangen CO₂.

Door gestandaardiseerde en onafhankelijk geverifieerde testomstandigheden te creëren, bouwen de Trinity Campus en haar partners vertrouwen op in de implementatie van DAC. Dit vermindert de risico’s van vroege technologieën, versterkt het vertrouwen van investeerders en kopers en versnelt de commercialisering.

“De Trinity Campus belichaamt de innovatie die het Permian Basin nodig heeft om toonaangevend te blijven op het gebied van wereldwijde energie”, aldus Coleman White, die leiding geeft aan commerciële ontwikkeling en projectontwikkeling bij Return Carbon en afkomstig is uit West-Texas. “Door nieuwe technologie te combineren met de diepgaande energie-expertise van de regio, bouwen we een veerkrachtige en gediversifieerde inkomstenstroom op die ervoor zorgt dat het Permian Basin generaties lang toonaangevend blijft.”

Foto bovenaan: Illustration of the Trinity Campus facility.

Foto: De leiding van Return Carbon en PEDL ondertekent het Trinity-termijnblad. (voor PEDL: Kyle Simpson, Derek Adams; voor Return Carbon: Martijn Verwoerd, Jasper Kroon, Coleman White; voor Roosevelt Resources: Jimmy Hawkins, Jerrel Branson, Paul Buckner)

Bron: Return Carbon

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Milieudefensie roept ING-klanten op zich aan te sluiten bij een groeiend collectief dat eist dat ING zijn klimaatbeleid binnen een jaar drastisch verbetertDoet de bank dat niet, dan stappen ze samen over naar een andere bank. ING is bankier van de klimaatcrisis. Nog steeds financiert de bank bedrijven die nieuwe olie- en gasvelden aanboren en mensenrechten schenden. Dat moet stoppen. Daarom geven wij ING dit ultimatum”, zegt directeur Donald Pols.

Met bijna 8 miljoen particuliere klanten is ING de grootste bank van Nederland. En met afstand ook de meest vervuilende: de uitstoot van ING is ruim anderhalf keer de totale uitstoot van Nederland. ING steekt op dit moment ruim 30 miljard euro in fossiele energie, meer dan alle andere Nederlandse banken samen. Daarnaast investeert ING in bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen.

Ultimatum: drie eisen aan ING

De ultimatum-ondertekenaars stellen drie eisen aan ING: de bank moet stoppen met het financieren van bedrijven die nog nieuwe olie- en gasprojecten starten én van bedrijven die willens en wetens betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen. Daarnaast moet ING zijn uitstoot halveren in 2030. “We geven ING nu één jaar om zijn beleid aan te passen. Doet de bank dat niet, dan stappen we met elkaar over. Want samen zijn we sterk genoeg om echte verandering af te dwingen”, zegt Donald Pols. 

Niet met mijn geld

Voor iedere klant bij ING, steekt de bank op dit moment 753 euro in fossiele energie. “Dat komt neer op zo’n 10 miljard voor alle Nederlandse ING-klanten samenlegt Pols uit. “Dat betekent dat ook jouw spaargeld bijdraagt aan het verergeren van de klimaatcrisis. Want ING gebruikt dit geld om te investeren in de fossiele industrieDaar zijn mensen zich niet altijd van bewust. Daarom zeggen wij tegen ING: ‘Niet met mijn geld!’”

Milieudefensie roept alle ING-klanten op zich aan te sluiten bij het ultimatum. Aanmelden kan via nietmetmijngeld.nlHoe meer mensen meedoen, hoe sterker ons signaal. Ons geld hoort aan de juiste kant van de toekomst te staan. ING, neem je verantwoordelijkheid en wijzig binnen een jaar je beleid, aldus Donald Pols.

Rechtszaak tegen ING: de klok tikt

De campagne sluit aan op de rechtszaak die Milieudefensie – samen met 30.000 mede-eisers – tegen ING heeft aangespannen. Daarin eist Milieudefensie dat de bank zijn uitstoot in 2030 halveert en stopt met het verstrekken van geld aan olie- en gasbedrijven die nog nieuwe projecten starten. “Tot nu toe heeft ING vooral bewezen hardleers te zijn en niet te willen luisteren. Het is nú tijd om te veranderen, we kunnen niet wachten, zegt Donald Pols. “De klok tikt – voor het klimaat én voor ING.”

 Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief Klimaat & Energie om op de hoogte te blijven!

 

Bron: Milieudefensie

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Leafcloud, Europa’s eerste klimaatpositieve cloudprovider, breidt begin 2026 zijn AI-capaciteit uit met NVIDIA Blackwell RTX PRO 6000 GPU’s. Hiermee combineert het geavanceerde AI-infrastructuur met de toevoer van hernieuwbare warmte. De nieuwe infrastructuur gaat jaarlijks meer dan 1,2 miljoen kilowattuur herbruikbare warmte leveren aan woningen en bedrijven in Amsterdam.

Leafcloud is een Nederlandse aanbieder van duurzame clouddiensten, waarvan de servers restwarmte terugleveren aan woningen en warmtebehoevende instellingen zoals zwembaden en woonzorgcentra. De toevoeging van de Blackwell GPU’s versterkt deze infrastructuur en verandert de warmte die bij AI-berekeningen ontstaat van een kostenpost naar een direct bruikbare energiebron. Met de Blackwell GPU’s stijgt de huidige rekenkracht van ongeveer dertig naar ruim honderdvijftig petaflops.

De bestaande GPU-systemen leveren nu al zo’n vierhonderdvijftigduizend kilowattuur warmte per jaar; met de nieuwe generatie hardware wordt dat volume bijna verdrievoudigt. De toename in warmteafgifte staat gelijk aan het verwarmen van meer dan tweeduizend huishoudens en voorkomt naar schatting 220.000 kubieke meter gasverbruik per jaar en circa 240 ton CO₂ uitstoot.

“De paradox van traditionele AI-infrastructuur luidt dat hoe krachtiger de systemen zijn, hoe meer energie er verloren gaat aan koeling,” zegt David Kohnstamm, Chief Sustainability Officer van Leafcloud. “Ons model draait die logica om en zorgt ervoor dat de warmte die vrijkomt direct het verwarmingssysteem van Amsterdamse gebouwen in stroomt. Daardoor vervangen we fossiele energie in plaats van deze te verspillen.”

Europese ambities

De vraag naar AI-rekenkracht in Europa groeit sterk. De International Energy Agency verwacht dat datacenters tot 2030 verantwoordelijk zijn voor meer dan een vijfde van de nieuwe elektriciteitsvraag in de EU, waarbij AI het grootste aandeel heeft. De nieuwe GPU’s worden verspreid over meer dan vijftig locaties in Amsterdam en omliggende gemeenten. Door de combinatie van lokale plaatsing en Europese data-opslag blijft alle data binnen de Nederlandse jurisdictie.

De uitrol begint in het eerste kwartaal van 2026 en hoewel deze is gericht op de regio Amsterdam, ziet Leafcloud aanzienlijke kansen in andere Europese steden. Het bedrijf onderzoekt samenwerkingen met gemeenten, woningcorporaties en vastgoedeigenaren om de infrastructuur internationaal beschikbaar te maken. “Elke grote Europese stad kent twee groeiende behoeften: meer AI-rekenkracht en duizenden gebouwen die warmte nodig hebben,” zegt Kohnstamm. “De vraag is niet of dit model werkt, maar hoe snel we het kunnen opschalen om beide uitdagingen tegelijk aan te pakken.”

Infrastructuur voor complexe toepassingen

De nieuwe hardware biedt per RTX PRO 6000 tot 1,4 petaflops aan AI-verwerkingskracht met FP8-nauwkeurigheid en levert daarbij een verbetering van ongeveer veertig procent in prestaties per verbruikte watt ten opzichte van de vorige generatie. Meer dan 85 procent van de opgewekte warmte wordt vastgelegd en benut via bestaande gebouwinstallaties.

De verbeterde infrastructuur biedt ruimte voor complexe toepassingen. Universiteiten en onderzoeksinstellingen kunnen bijvoorbeeld grotere datasets verwerken en complexere modellen trainen. Zorgorganisaties krijgen toegang tot rekenkracht voor medische beeldanalyse en medicijnontwikkeling. Financiële instellingen kunnen geavanceerde risicomodellen en fraudedetectie uitvoeren en klimaatwetenschappers kunnen complexe milieusystemen nauwkeuriger modelleren.

Over Leafcloud

Leafcloud is een Nederlandse cloudinfrastructuurprovider die vooroploopt in klimaatpositieve computing dankzij een gedistribueerde architectuur. Door servers onder te brengen in woon- en bedrijfsgebouwen in Amsterdam zet het bedrijf de restwarmte van rekenprocessen om in directe warmtevoorziening voor die gebouwen, waardoor het gebruik van fossiele energie wordt teruggedrongen. Leafcloud levert GPU-capaciteit, waaronder A30, A100, H100 en binnenkort de Blackwell RTX PRO 6000, biedt Kubernetes-orkestratie en OpenStack-gebaseerde infrastructuur, en werkt volgens ISO27001- en SOC2 Type 2-certificeringen. Het bedrijf bedient Europese organisaties die niet willen kiezen tussen technologische kracht, datasoevereiniteit en milieuvriendelijke bedrijfsvoering.

Bron: Leafcloud

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Veelgebruikt rekenmodel CIGR onderschat de CO2-productie van melkkoeien met gemiddeld 16 procent. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen University & Research (WUR) waarin het model werd gevalideerd (gecontroleerd). Deze onderschatting heeft gevolgen voor de bepaling van ammoniakemissies uit melkveestallen, die deels op dit model zijn gebaseerd.

Achtergrond van het model

Hoofdonderzoeker Carsten Schep: “Voor het vaststellen van emissies uit melkveestallen is het belangrijk om te weten hoeveel ventilatie er plaatsvindt. Elke kubieke meter ventilatielucht transporteert immers een kleine hoeveelheid ammoniak en CO₂ naar buiten. Naast deze gassen voert de ventilatielucht ook warmte van de dieren en CO₂ uit drijfmest af. Omdat ventilatie in melkveestallen moeilijk direct te meten is, wordt de ventilatie doorgaans berekend met behulp van de geproduceerde hoeveelheid CO₂, de CO₂-concentraties in de stal en in de uitgaande lucht.”

Om de geproduceerde hoeveelheid CO₂ van melkkoeien te kunnen inschatten, ontwikkelde het CIGR in 2002 een model dat de hoeveelheid CO₂ voorspelt die een koe produceert op basis van kenmerken zoals lichaamsgewicht, melkproductie en drachttijd. Ook de CO₂ die vrijkomt uit drijfmest wordt meegenomen. Het model is destijds ontwikkeld op basis van de dierhouderijomstandigheden van toen. Inmiddels zijn melkproductie, voeropname en rantsoensamenstelling aanzienlijk veranderd. Daarom is het belangrijk te toetsen of het model nog wel overeenkomt met de huidige praktijk.

Praktijkonderzoek op Dairy Campus

Schep legt uit hoe het onderzoek is uitgevoerd: “Voor de validatie van het model konden we gebruik maken van twee melkveestallen op deDairy Campus in Leeuwarden,waar het ventilatieniveau precies bekend is. Tijdens het onderzoek maten we zowel de ventilatie als de hoeveelheid CO₂ die door de koeien en mest aan de lucht werd toegevoegd zo nauwkeurig mogelijk. Zo konden de gemeten waarden vergeleken worden met de voorspellingen van het model. Hieruit bleek dat de gemeten CO₂-productie gemiddeld16 procent hogeris dan de waarden die het model voorspelt.” Het verschil varieerde overigens gedurende het jaar; wat mogelijk samenhangt met verschillen in mesthoeveelheid in de kelder en de temperatuur van de drijfmest.

Betekenis van de resultaten

Een onderschatting van de CO₂-productie betekent dat ook de emissie van ammoniak en methaan uit de stal waarschijnlijk te laag is ingeschat in eerdere berekeningen. Dat kan gevolgen hebben voor emissieschattingen en ammoniak-emissiefactoren van natuurlijk geventileerde melkveestallen. Overigens zijn de emissiefactoren van methaan gebaseerd op directe metingen uit de koeienbek en dus niet afhankelijk van het gebruikte model (zie kader).

Elk wetenschappelijk onderzoek kent variatie en heeft beperkingen. Daarom is herhaling van onderzoeken belangrijk. Het CIGR-model is ook eerder onderzocht en de resultaten van deze eerdere studies wijzen in dezelfde richting als deze studie. Zo is in 2016 een onderschatting van 10-12% gevonden, in 2024 een onderschatting van ongeveer 15% en in 2025 een onderschatting van gemiddeld 9%. Deze eerdere resultaten geven de onderzoekers vertrouwen in de gevonden onderschatting in de huidige studie.

Uitwerking van de conclusies

Het CIGR-model is gebruikt in de bepaling van een groot deel van de ammoniakemissiefactoren voor melkveestallen in Nederland. Daarom zeggen de gevonden resultaten niets over de onderlinge verschillen tussen conventionele en emissiearme stalsystemen. Immers, beide stalsystemen gebruiken natuurlijke ventilatie. Ook benadrukken de onderzoekers dat de resultaten alleen betrekking hebben op de ammoniakemissie uit stallen. Deze emissie uit stallen beslaat ongeveer de helft van de totale ammoniakemissie uit de melkveehouderij. De andere helft is ammoniakemissie van koeien en mest in het weiland en daarop is het CIGR-model niet van toepassing.

De gevolgen van dit onderzoek voor bijvoorbeeld vergunningverlening zijn nog niet bekend. Daarvoor verwijzen de onderzoekers naar de Kamerbrief die de minister van LVVN over dit onderzoek verstuurde.

Bron: Wageningen University & Research (WUR)

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Delta, wereldleider op het gebied van energiemanagement en slimme duurzame oplossingen, en Siemens Smart Infrastructure sluiten een wereldwijd partnerschap om geprefabriceerde, modulaire energieoplossingen te leveren. Deze zijn ontworpen om de uitrol van datacenterinfrastructuur fors te versnellen en de investeringskosten (CAPEX) aanzienlijk te verlagen. Het partnerschap geeft hyperscale- en colocatie-exploitanten een strategisch voordeel in de competitieve markt voor AI- en cloud computing-datacenters, met de hoogste prestaties op het gebied van energiebeheer en betrouwbaarheid.

Snellere implementatie, lagere kosten

Victor Cheng, CEO van Delta Electronics in Thailand: “De snelgroeiende AI-trend vraagt om dynamische samenwerking met partners. Dit is een van de speerpunten van Delta’s langetermijnstrategie. Dat de ondertekening van deze overeenkomst in Thailand plaatsvindt, benadrukt het strategische belang van onze wereldwijde productie- en integratiecapaciteiten. Door onze integratiehubs in EMEA en APAC te activeren, brengen we een transformatieve oplossing op de markt: een geprefabriceerd, modulair systeem dat zorgt voor snelle lokale levering, meer projectzekerheid en een snellere time-to-market voor nieuwe capaciteit.”

“Onze samenwerking met Delta vormt een belangrijke mijlpaal voor de bouw van datacenters in de snelst groeiende markten ter wereld”, zegt Stephan May, CEO Electrification & Automation bij Siemens Smart Infrastructure,. Door de elektriciteitsdistributie en engineering van Siemens te combineren met de hoog efficiënte UPS-, batterij- en koeloplossingen van Delta, leveren we een aanpasbare oplossing die de time-to-market tot wel 50% verkort. Deze aanpak verlaagt het bouwrisico dankzij betere voorspelbaarheid, verhoogt de energie-efficiëntie en ondersteunt de duurzaamheidsdoelstellingen van onze klanten op de lange termijn.”

“Delta focust op energie-efficiëntie. Dat vormt de basis van deze overeenkomst,” zegt Jimmy Yiin, Executive Vice President van Global Business Operations bij Delta Electronics, Inc. “ Onze expertise in energiesystemen loopt van het elektriciteitsnet tot de chip. Hierdoor kunnen we het systeem dichter bij de kritische belasting ontwerpen. Bovendien zijn onze UPS-systemen, batterijen en thermische technologieën specifiek ontworpen voor de hoge eisen van het AI-tijdperk. Samen met Siemens kunnen we deze geavanceerde, energiebesparende oplossingen snel en wereldwijd uitrollen via één geïntegreerde, internationaal ondersteunde supply chain in EMEA en APAC.”

Plug-and-play voor datacenters

De kern van de samenwerking draait om geprefabriceerde en geïntegreerde containeroplossingen (SKID’s, eHouses). Doordat deze modulaire stroomsystemen off-site worden gebouwd en vooraf getest in een geoptimaliseerde lay-out, ontstaat een gestandaardiseerde plug-and-play-aanpak. Het resultaat: een tot 50% kortere time-to-market, een lager bouwrisico en een optimaal gebruik van het datacentervloeroppervlak. Het efficiënte ontwerp kan tot 20% CAPEX-besparing bieden en tot 27% minder CO₂-uitstoot opleveren dankzij een ruimte-efficiënt ontwerp met minder betonverbruik.

Door hun expertise en portfolio’s te combineren, creëren Siemens en Delta optimale resultaten voor hun klanten. Deze partner-ecosysteembenadering bevordert de innovatie en interoperabiliteit die nodig zijn om de grootste uitdagingen van vandaag aan te pakken.

Foto: Delta and Siemens Global Strategy Partnership Agreement Signing Ceremony. From left to right: DALIP SHARMA, President and General Manager, Delta Electronics EMEA, VICTOR CHENG, CEO, Delta Electronics (Thailand), JIMMY YIIN, Executive Vice President of Global Business Operations, Delta Electronics, STEPHAN MAY, CEO of Electrification & Automation, Smart Infrastructure Siemens, UWE GERBER, CFO of Electrification & Automation, Smart Infrastructure Siemens, ADVAIT SUKHTANKAR, Vice President of Electrification & Automation, Smart Infrastructure Siemens.

Bron: Delta

[ad_2]

Source link

[ad_1]

Netbeheerder Enexis heeft een raamovereenkomst gesloten met stroomleverancier en Edmij. Deze raamovereenkomst vergemakkelijkt het proces om congestiecontracten, zo genoemde capaciteitsbeperkende contracten (CBC), af te sluiten. Hiermee zet Enexis in op het voorkomen van netcongestie met eindklanten die bij Edmij een CBC afsluiten. Naast het voorkomen van netcongestie, ontvangen de eindklanten een vergoeding voor het beperken van hun energiecapaciteit.

Deze raamovereenkomst heeft ertoe geleid dat binnen enkele maanden ruim 40 bedrijven in het netgebied van Enexis een CBC hebben afgesloten. Stroomleverancier Edmij verwacht binnen de komende drie maanden nog meer dan 30 contracten af te sluiten.

Voorkom lokale overproductie en krijg compensatie

Een van de klanten die een CBC heeft afgesloten is De familie Huijerjans. De onderneming heeft zowel in het veld als op het dak zonnepanelen staan. In het veld staan 3800 panelen opgesteld, goed voor 2,25 MWp vermogen, en op het dak liggen 800 panelen. Het bedrijf wordt afgekoppeld van het stroomnet als er lokale overproductie dreigt. ”Onze ervaring van de afgelopen periode is dat dit enkele keren per maand gebeurt. Als eigenaar hoeven wij daar zelf geen actie voor te ondernemen, de afhandeling gaat volledig via Edmij,” vertelt Wilfred Huijerjans. ”Zij kunnen direct schakelen op onze installaties en ontzorgen ons volledig in dit traject. Wij leveren hiermee een bijdrage aan de oplossing van de netcongestie in onze regio en worden daarbij gecompenseerd voor de gemiste opbrengsten. Wij maken hier naar volle tevredenheid gebruik van.”

Hoe het werkt

Edmij maakt een dag vóór de productiedag een prognose van de hoeveelheid zonne-energie in bepaalde gebieden van het elektriciteitsnet. Op basis van die prognose en die van andere aangeslotenen, ziet Enexis waar in het net transportproblemen ontstaan als gevolg van overproductie. Via het handelsplatform GOPACS roept Enexis klanten van Edmij op om de hoeveelheid zonnestroom tussen bepaalde tijdstippen te limiteren. Dat gebeurt vóór de day ahead veiling van EPEX (Een verkoopmarkt van stroom), zodat Edmij minder stroom voor deze klanten verkoopt. En op de dag zelf, reduceert Edmij de hoeveelheid zonnestroom. Enexis vergoedt de op EPEX gemiste inkomsten en vergoedt ook de gemiste subsidie door het afschakelen van zonnestroom. Bovendien krijgen klanten een vaste vergoeding per maand. De raamovereenkomst maakt het mogelijk om snel méér flexibel vermogen beschikbaar te hebben en meer CBC’s af te sluiten. Het doel van Edmij is om aan het eind van het jaar 100 klanten in Enexis gebied te hebben die meehelpen om netcongestie te voorkomen.

Slimmer omgaan met zonnestroom

Aan de raamovereenkomst met Edmij worden later nog zogenaamde Biedplichtcontracten toegevoegd (BPC). Hiermee kan Enexis ook óp de productiedag aan meer klanten vragen bij te dragen om congestie te voorkomen. Naast congestiediensten levert aggregator Edmij ook balanceringdiensten aan de landelijke netbeheerder TenneT. Bovendien geeft Edmij toegang tot de TenneT onbalansmarkt. Daarmee biedt Edmij bedrijven de mogelijkheid om het optimale uit hun zonnestroominstallatie te halen, terwijl tegelijkertijd het stroomnet wordt ontlast. ”Je moet slimmer zijn met je zonnestroom dan je vroeger was,” zegt Jens van den Brug, business developer bij Edmij. ” “Dom doorproduceren levert tegenwoordig te weinig op. Edmij stuurt alle zonne-installaties van hun klanten aan op de EPEX- en de Onbalansmarkt, maar we gaan daar nu een stapje bij doen; de GOPACS/Congestiemarkt. Hiermee  stapelen we verschillende verdienmodellen, zodat onze klanten meer rendement uit hun zonne-energie halen.”

Bron: Edmij

[ad_2]

Source link

Berichten paginering